DUTCH GRAMMAR: Interrogative Words (Part 2) How, How Much, Which, Why
‘Hoe’ en ‘hoeveel’
‘Hoe’ = ‘op welke manier’
Hoe ga je naar school? Met de tram.Hoe heet je? Miranda de Bakker.
Hoe gaat het met je? Prima, met mij gaat alles goed.
‘Hoe’ + adjectief/bijwoord
Hoe laat is het? Vijf over twaalf.Hoe oud ben je? 23.
Hoe vaak doe je boodschappen? Een keer per week.
‘Hoeveel’ vraagt naar getallen
Hoeveel tafels staan er in deze klas? Zestien.Hoeveel kost een brood? 2,98 euro's
‘Welk(e)’
‘Welk(e)’ vraagt naar een keus.
Welke bloemen wil je? Die rode daar.In welk land wil je wonen? In Frankrijk.
Ik heb twee nieuwe broeken.
Welke (broek) vind jij het mooist? De zwarte.
‘de’-woord → welke
‘het’-woord → welk
meervoud → welke
1 Welk(e) staat voor een substantief of verwijst naar een substantief.
2 Voor een ‘de’-woorden voor meervoud gebruiken we ‘welke’ (broek, bloemen) voor een ‘het’-woord ‘welk’ (land).
‘Waarom’ – ‘Omdat’…..’
‘Waarom’ vraagt naar een reden.
Waarom ga je naar school? Omdat ik Nederlands wil leren.Waarom lees je de krant? Omdat ik dat belangrijk vind.
Let op: in de ‘omdat’-zin staat het werkwoord meestal achteraan.
‘Waarom?’ – ‘Daarom!’
‘Dat gaat je/u niets aan!’‘Dat zijn jouw/uw zaken niet!’
‘Dat zijn mijn zaken!’
‘Dat zeg ik liever niet.’
‘Wat voor (een)….’ + substantief
‘Wat voor (een)’…..vraagt naar de soort.
Wat voor (een) boek is dat? Het is een woordenboek.Wat voor soep is dat? Groentesoep.
Wat voor mensen zijn dat? Het zijn mijn buren.
Bij enkelvoud kunnen we ‘een’ gebruiken als het woord telbaar is.
EXERCISES Read more...