Terwijl de hagelstenen tegen de ruit kletteren, maak ik mijn blauwe sneeuwballen af.
Het begon allemaal op een quiltbeurs.
Ik zag bij Margreet Otto een Kaffe Fassett quiltje hangen
en nadat ik er 3 keer langs gelopen was,
heb ik de benodigde lapjes ervoor gekocht.
Twee charmpacks en een half metertje blauwe stof:
Aboriginal Dots, kleur Periwinkle.
Alleen de naam al!
De lapjes hebben een paar maanden in een doosje gelegen
en vorige week moesten ze eruit.
Er was geen houden meer aan.
Het was sneeuwballentijd!
Ik had geen idee van de verhouding klein vierkantje/groot vierkant
en mijn Kaffe Fassett boek,
waarin ik dit patroon eens heb zien staan,
was nergens te vinden.
Een proeflapje leek nergens naar.
Het werd een soort vierkant in een vierkant met afgehakte punten.
Dus, hop naar het tekenblok.
Een middagje tekenen op de Nine Patch bee
leverde mij een prachtig patroon op,
waar ik vervolgens niets aan had.
Ik was uitgegaan van de ruwe maat van de stof (5 ")
en niet van de afgewerkte maat van het blokje (4,5").
Dat komt ervan als je zaken niet goed overdenkt
en niet echt geconcentreerd bent.
En dat ben ik dus blijkbaar niet!
Maar uiteindelijk is het toch goed gekomen
en had ik een mooie maat blokjes.
Zodra ik dit gesneden had,
vond ik het bedoelde Kaffe Fassett boek.
Ik had er gewoon 3 keer over heen gekeken.
Het stond een plank lager in de kast dan ik dacht
en dat had ik niet gezien.
Hmm, echt bar gesteld met die concentratie.
Ik had graag de afgesneden driehoekjes,
voor het snijden,
voorzien van een extra stiksel
om ze daarna nog eens voor een klein rest projektje te kunnen gebruiken.
Maar ze waren echt te klein.
Het was een heerlijk "fabrieks"matig naaiklusje.
Echt lopende band werk.
Stroken snijden, vierkantjes snijden, diagonalen tekenen.
Dit hoeft niet echt.
Je kunt ook een vouw maken,
maar ik teken het graag
omdat ik dan een millimeter naast de lijn kan naaien,
waardoor er ruimte ontstaat voor het stiksel
en de maat van het blokje beter uitkomt.
Dan de blokjes op het vierkant spelden en chainpiecen.
Vervolgens met een kwart inch naadtoeslag snijden
en de hele handel onder het strijkbouwtje leggen.
en dat 4 keer.
Heerlijk.
Ik doe dit met een leuk televisie programma op de achtergrond
en het kacheltje aan.
Geen betere manier om de avond door te brengen.
De ontwerpwand is een onmisbaar hulpmiddel.
Alle blokjes, die klaar zijn, krijgen daar een plekje
en dan begint de grote schuifpuzzel.
Licht en donker om en om voor het kontrast.
Het is zo grappig, hoe een licht blokje
naast een ander blokje
plotseling
een donker blokje wordt.
Bizar gewoon.
Het beste hulpmiddel zijn de wimpers.
Half geloken bieden ze een prachtig zicht
op de kleurwaarde van een blokje.
Je ziet meteen waar het niet goed zit.
Het fototoestel werkt ook en ook een verkleinglas.
Het fototoestel is helemaal handig
als je de blokjes aan elkaar gaat naaien.
Zodra ze van de wand af zijn, ben ik alle volgorde kwijt.
Ik heb veel gespiekt en alles weer op zijn eigen plekje terug gelegd.
Meestal naai ik de rijen blokjes van boven naar beneden aan elkaar
en dan rij voor rij van rechts naar links aan elkaar.
Nu heb ik ze 2 aan 2 aan elkaar gezet
en er vervolgens blokken van 4 van gemaakt.
Ik weet eigenlijk niet waarom.
Maar het resultaat is heel erg leuk.
Eigenlijk moeten de kleine blauwe driehoekjes nog kleiner zijn.
Dan krijg je een ronder effect.
Maar zoals ik al zei, ik vond het patroon pas,
toen ik alle vierkantjes al gesneden had.
Nu is de vraag: rand of geen rand?
Groet, Marina.