Oude klanken, nieuwe inzichten: Mahlers Vijfde opnieuw ontdekt
wo 21 aug 2024 - 6 minuten leestijd - Tekst: Liesbeth Houtman - Foto: Marco Caselli
Het Mahler Academy Orchestra speelt Mahlers Vijfde symfonie als onderdeel van het Originalklang-Project op instrumenten uit de tijd van de componist. Hoe dat klinkt? We praten erover met dirigent Philipp von Steinaecker en cellist Johan van Iersel.
‘Ik denk dat ik net zo nieuwsgierig ben als jij’, zegt Philipp von Steinaecker lachend. Met nog een paar weken te gaan tot de eerste repetitie is het ook voor hem een verrassing hoe het vervolg van zijn Originalklang-Project zal uitpakken. Twee jaar geleden dirigeerde hij het Mahler Academy Orchestra in de Negende symfonie, waarvan onlangs een cd-opname verscheen. Nog niet eerder werd in onze tijd een symfonie van Mahler uitgevoerd op oude instrumenten. Het leverde Von Steinaecker tal van inzichten op over hoe Mahler óók kan klinken.
Ineens begrijp je waarom Mahler zulke extreme registers voorschreef
Allereerst is er het transparante klankbeeld, vertelt hij. Maar er zijn meer opvallendheden. ‘Door het gebruik van oude instrumenten komt het individuele karakter van de houtblazers sterk naar voren. Zodra ze samenspelen, mengen ze echter wonderwel. Je begrijpt dan ineens waarom Mahler zulke extreme registers voorschreef als hij een houtblazer wilde uitlichten. Een ander voorbeeld: de balans. Bij moderne orkesten is het koper al snel te luid vergeleken met de houtblazers en strijkers. Bij de oude koperblaasinstrumenten ligt de focus veel meer op kleur dan op volume; daar heb je dat probleem dus niet.’
Philipp von Steinaecker © Annemone Take
‘Maar als we het hebben over de Vijfde: in mijn hoofd probeer ik mij er natuurlijk wel al een voorstelling van te maken’, zegt Von Steinaecker. ‘Ik ben bijvoorbeeld heel benieuwd hoe de trompetsolo aan het begin zal klinken op een oud instrument. Of de demonische kreten van de houtblazers in het tweede deel, de oude Weense hoorn in het derde deel of de Erard-harp in het Adagietto.’
Klankideaal
Von Steinaecker, van huis uit cellist, was assistent-dirigent van Claudio Abbado, die in 1999 de Mahler Academy in Bolzano oprichtte. Jonge, begaafde musici uit heel Europa volgen er lessen en masterclasses van vooraanstaande docenten, en verdiepen zich in de kamermuziek. Vast onderdeel van het tweejarige programma is het spelen op oude Weense instrumenten. Zo ontstond het idee van het Originalklang-Project. In het Mahler Academy Orchestra spelen vijfenveertig academisten samen met vijfenvijftig professionele musici, afkomstig uit de beste Europese orkesten. Hun doel: met oude instrumenten en op basis van wetenschappelijk onderzoek zo dicht mogelijk het klankideaal benaderen dat Mahler voor ogen stond.
Eyeopener
Eén van die professionele musici is Johan van Iersel, plaatsvervangend solocellist van het Concertgebouworkest. Hij speelde mee in de Negende symfonie, en ook voor de Vijfde schuift hij weer aan. Een eyeopener van jewelste, noemt hij het Originalklang-Project. ‘Het Concertgebouworkest heeft natuurlijk een enorme naam op het gebied van Mahler, een traditie die begon bij Willem Mengelberg. Wíj weten wel hoe Mahler gespeeld moet worden. Maar je kunt je afvragen: waarop is die traditie gebaseerd? Iedere dirigent voegt er weer zijn persoonlijke interpretatie aan toe. De manier waarop wij Mahler spelen, staat zo ver af van hoe het toen geklonken heeft.’
De manier waarop wij Mahler spelen, staat zo ver af van hoe het toen geklonken heeft
Muziekinstrumenten veranderen geleidelijk, vertelt Von Steinaecker. ‘Dat merk je niet na tien jaar, en misschien ook niet na twintig jaar, maar na honderdtwintig jaar is het verschil wezenlijk. Mahler was een zeer ervaren dirigent en een geweldige orkestrator, hij noteerde in zijn partituren precies wat hij wilde. Maar hoe was dan die klank? De blazers gebruikten in die tijd geen vibrato, de strijkers slechts spaarzaam. Dat levert een slankere toon op waardoor dat transparante klankbeeld ontstaat. Men had andere manieren om emotie in de muziek te leggen. Denk aan een strijkerstechniek als portamento, waarbij je hoorbaar van de ene naar de andere toon glijdt. Maar ook ging men veel flexibeler om met het tempo.’
De blazers gebruikten in die tijd geen vibrato, de strijkers slechts spaarzaam
Gustav Mahler in Wenen, 1898 © The Mahler - Rose Collection
Oude instrumenten
In de tijd dat Mahler dirigent was van de Weense Hofopera, tussen 1897 en 1907, vernieuwde hij alle houten en koperen blaasinstrumenten. Von Steinaecker: ‘De hele correspondentie daarover is bewaard gebleven in de Österreichische Nationalbibliothek in Wenen. Zo weten we precies welke instrumenten hij aanschafte. Overal en nergens hebben we die instrumenten vandaan gehaald. Bij grote veilinghuizen als Dorotheum in Wenen, platforms als eBay en Willhaben, Oostenrijkse muziekkorpsen die nog oude instrumenten hadden liggen, verzamelaars, antiquariaten en erfgenamen van oud-musici van de Wiener Philharmoniker.’ Bijna het hele instrumentarium hebben ze kunnen vinden, zegt Von Steinaecker. ‘Behalve de klarinetten; daarvan hebben we kopieën laten maken.’
Overal en nergens hebben we die instrumenten vandaan gehaald
De blazers van het Mahler Academy Orchestra, 2022 © Marco Caselli
How to Mahler
De strijkers spelen met darmsnaren. Voor Van Iersel een heel nieuwe ervaring. ‘Mijn zeventiende-eeuwse Ruggiero-cello klonk enorm goed met die darmsnaren. De druk is veel lager dan wanneer je stalen of kunststof snaren gebruikt, waardoor het instrument meer resonantie heeft. In het begin ontstemmen die darmsnaren vreselijk. Het duurt wel een week voordat dat een beetje op orde is. En bij het minste of geringste springen ze. Dat moet in Mahlers tijd ook zo zijn geweest; dat kan niet anders. Bij concerten steek ik reservesnaren in mijn binnenzak, en hoop ik maar dat het goed gaat.’
Johan van Iersel © Mladen Pikulic
In het begin ontstemmen die darmsnaren vreselijk
Aan alle orkestleden stuurde Von Steinaecker een pdf: ‘How to Mahler.’ Van Iersel: ‘Daarin staan allemaal voorbeelden van speelmanieren, met geluidsfragmenten. Bijvoorbeeld van de concertmeester van de Wiener Philharmoniker in Mahlers tijd, Arnold Rosé, destijds een beroemdheid van wie vrij veel opnames bekend zijn. Hij speelt veel vrijer dan wij nu gewend zijn. Dat hoor je trouwens ook als je naar de pianorollen luistert waarop Mahler zijn symfonieën inspeelde. Die vrijheid probeert Philipp op het orkest over te dragen.’
De kennis die wij opdoen, nemen we mee naar de moderne orkesten
Von Steinaecker: ’Er zijn critici die zeggen: Mahler had vast gekozen voor ons moderne instrumentarium, hij wilde immers de allernieuwste instrumenten. Die gedachtegang snap ik. Helaas kunnen we het hem niet meer vragen. Wat we weten, is dat Mahler, als hij muziek van oudere componisten dirigeerde, de orkestratie aanpaste aan de instrumenten van zijn tijd. Hij verwachtte dat toekomstige generaties dat ook met zijn werken zouden doen. We kunnen er dus van uitgaan dat hij ándere muziek had gecomponeerd voor onze huidige instrumenten. Ik zie het Originalklang-Project dan ook als een leerschool: de kennis die wij opdoen, nemen we mee naar de moderne orkesten.’
Bedevaart
Voor de repetities reizen de musici van het Mahler Academy Orchestra af naar Toblach, aan de voet van de Dolomieten, waar Mahler zijn drie laatste symfonische werken componeerde. Von Steinaecker noemt het de ‘genius loci’: dichter bij de componist en zijn muziek kun je niet komen. Twee jaar geleden zijn ze met het hele orkest naar het componeerhuisje van Mahler gewandeld, herinnert Van Iersel zich. ‘Het leek wel een bedevaart.’
Mahlers componeerhuisje in Toblach © Eduardus Lee
Van Iersel vervolgt: ‘We repeteerden soms wel acht uur op een dag, en dat dagen achter elkaar, puur om aan de stijl, de klank te wennen, en natuurlijk aan de instrumenten en de darmsnaren. Je wordt volledig uit je comfortzone gehaald. In het begin klonk het heel krakkemikkig. Ik weet nog dat ik dacht: jezus, waar ben ik nu toch terechtgekomen? Maar elke dag gingen we weer een paar stappen vooruit, het werd steeds overtuigender. Ik weet niet of je de cd met de Negende hebt beluisterd, maar die is echt fantástisch!’
In het begin klonk het heel krakkemikkig
Wennen
Een maand na het Originalklank-Project speelde Van Iersel de Negende in Amsterdam met Daniel Harding. ‘Ik heb toen zó moeten wennen om Mahler weer op de “normale” manier te spelen, terwijl ik dat al zevenentwintig jaar doe. Dat vond ik een grappige constatering: met zo’n nieuw klankbeeld ben je dus al snel vertrouwd.’
‘De Vijfde is een heel ander stuk dan de Negende. Zeer veeleisend, technisch is het misschien wel de moeilijkste. Ik ben heel benieuwd hoe dat zal zijn. En we doen dit keer ook Rachmaninoff: het Derde pianoconcert.’ Die programmakeuze is niet toevallig: Mahler dirigeerde het in 1910 in New York met de componist aan de Steinway-vleugel.
Amsterdam
Mahler had een bijzondere band met Amsterdam. Hij was er geregeld om zijn symfonieën bij het Concertgebouworkest te dirigeren. Von Steinaecker: ‘Het was de enige stad waar het orkest en het publiek hem in de armen sloten en zijn muziek begrepen. Met dank aan Mengelberg, die zich met hart en ziel voor hem heeft ingezet. Al zijn symfonieën hadden er succes, maar niet de Vijfde – ook elders kon men er geen grip op krijgen. Ik verheug me erop om op die plek met instrumenten uit die tijd de toen nieuwe klanken te herhalen voor een publiek dat de Vijfde inmiddels door en door kent.’
Gustav Mahler in Het Concertgebouw, 1909. Met achter hem v.l.n.r. Cornelis Dopper, Hendrik Freijer, Willem Mengelberg en Alphons Diepenbrock © W.A. van Leer / Nederlands Muziek Instituut
Ik ben razend benieuwd hoe de klank van de oude instrumenten zich zal mengen met de legendarische akoestiek
‘Het Concertgebouw is, naast de Musikverein in Wenen, de zaal waarvoor Mahler zijn symfonieën componeerde. Die gedachte fascineert mij. Zelf heb ik nog niet eerder in Het Concertgebouw gedirigeerd. Ik ben razend benieuwd hoe de klank van de oude instrumenten zich zal mengen met die legendarische akoestiek. Echt, ik kan niet wachten.’