Ontdek het Maarschalkerweerdorgel
do 4 jul 2024 - 5 minuten leestijd - Tekst: Liesbeth Houtman - Foto: Hans Roggen
Het Maarschalkerweerdorgel is het pronkstuk van de Grote Zaal. Een benefietconcert en een loterij maakten de aanschaf mogelijk. Het instrument, genoemd naar zijn bouwer, is in de loop der jaren diverse keren gerenoveerd. En wist je dat het majestueuze bouwwerk drie verdiepingen telt?
Hoe het begon…
Toen Het Concertgebouw op 11 april 1888 zijn deuren opende, had de Grote Zaal nog geen orgel. De reden was simpel: er was onvoldoende geld in kas om er een te kunnen betalen. In het programmaboekje van de feestelijke openingsavond werd ‘het verlangen naar een orgel’ nog eens aangestipt: ‘Wie weet of deze dag niet het enthousiasme voor een orgel in die mate opwekt, dat de wensch zijn vervulling aanmerkelijk nadert.’
Benefietconcert en loterij
Een concertorgel stond hoog op het verlanglijstje. Op 4 mei 1889 gaf het Concertgebouworkest onder de ‘welwillende’ leiding van zijn eerste dirigent Willem Kes een benefietconcert om het benodigde geld binnen te halen. Het jaar erop vond in Felix Meritis aan de Keizersgracht een verloting van ‘schilderijen, aquarellen en etsen’ plaats. Ruim honderddertig kunstenaars en anderen hadden daartoe belangeloos hun kunstwerken afgestaan. Deze acties brachten 22.352,89 gulden in het laatje – met dat bedrag kon het Concertgebouwbestuur op zoek naar een geschikte orgelbouwer.
Advertentie in het Algemeen Handelsblad, 4 juni 1890
Maarschalkerweerd & Zoon
De keuze viel op de Utrechtse orgelbouwer Michaël Maarschalkerweerd (1838-1915). Hij gold als een specialist op het gebied van het romantische orgel. Door hem vervaardigde orgels zijn in kerken in heel Nederland te vinden. Het Concertgebouworgel werd zijn grootste instrument.
Vuurdoop
Organist Jos A. Verheijen, die bij de bouw belangrijke adviezen had gegeven, speelde op 10 oktober 1891 het eerste concert op het Maarschalkerweerdorgel. Hij soleerde onder meer in de Eerste symfonie voor orgel en orkest van de Franse componist Alexandre Guilmant. De recensent van het Algemeen Dagblad was onder de indruk: ‘Het timbre van het geluid der tongwerken is aangenaam en niet scherp, de zachtere stemmen klinken rond en mollig en het effect door het gebruik van den crescendotoestel teweeggebracht, is zeer schoon. Het volle werk maakte, in vereeniging met het orkest, een machtigen indruk en de stemming van het orgel met de instrumenten was onberispelijk.’
Orgelkas
De houten orgelkas is een ontwerp van Dolf van Gendt, de architect van Het Concertgebouw. Bovenop staat de lier, met daarachter een grote koepel. Direct daaronder is een rood schild met drie andreaskruizen en een keizerskroon te zien, een verwijzing naar het stadswapen van Amsterdam. Rechts bevindt zich een geheim kastje met een klok, die de dirigent gebruikt bij repetities. Tijdens concerten is het deurtje – als het goed is – gesloten.
Foto van de bovenkant van het Maarschalkerweerd gemaakt door een drone © SkyDrone Nederland
Lekkende ventielen
Vanwege lekkende ventielen en windladen en een haperende motor was het Maarschalkerweerdorgel in 1929 nog nauwelijks te bespelen. Het instrument had bovendien te lijden onder een strenge winter, waarbij er in het gebouw flink werd gestookt. Het duurde echter nog tot 1947 voordat Het Concertgebouw aan de Nederlandsche Klokken- en Orgelraad de opdracht gaf om onderzoek te doen naar de conditie van het orgel.
Uit de mode
De firma Maarschalkweerd & Zoon bleef bestaan tot 1940. Intussen raakte het romantische orgel steeds meer uit de mode. Terwijl in 1891 het streven nog was ‘eerder eene groote volheid dan eene groote schittering van toon te verkrijgen’, bepaalden nu – in navolging van de Duitse ‘Orgelbewegung’ – de schittering en transparantie van het barokorgel de veranderde smaak.
Ingrijpende renovatie
Tussen 1954 en 1962 vond een ingrijpende renovatie plaats. Veel originele onderdelen van Maarschalkerweerd gingen verloren of werden aangepast. Op 24 februari 1962 werd het Maarschalkerweerdorgel officieel opnieuw in gebruik genomen door de organisten Anthon van der Horst en Albert de Klerk. ‘Orgelrestauratie bleek geslaagd’, kopte Het Parool. ‘Amsterdam heeft zaterdagavond in de bijna volle Grote Zaal van het Concertgebouw (feestelijk – het podium was bloemrijk getooid), kennis mogen nemen van het resultaat der ingrijpende restauratie van het orgel, dat vroeger zo vaak de ergernis van organisten en publiek wekte. De conclusie kan kort zijn: de operatie is in grote trekken voortreffelijk geslaagd.’
Programmaboekje van het concert op 24 februari 1962
‘Vlees noch vis’
Het vernieuwde Maarschalkerweerdorgel werd al snel als ‘vlees noch vis’ bestempeld. Men besefte dat het naar barokke tijden lonkende instrument helemaal niet geschikt was voor de concertzaal. Vanaf de jaren tachtig smeedde men plannen om het orgel terug te restaureren én de oorspronkelijke dispositie uit te breiden met een tiental registers. Voor de restauratie tekende Flentrop Orgelbouw in Zaandam. De vaklieden werkten gedurende tweeënhalf jaar vooral ’s nachts, om de concerten niet te verstoren.
In de orgelkas van het Maarschalkerweerdorgel © Hans Roggen
Klimmetje naar driehoog!
De ruimte in het Maarschalkerweerdorgel is immens. Overal staan orgelpijpen, van diverse materialen en in lengte variërend van een paar centimeter tot meer dan manshoog. Er zijn drie verdiepingen, één per manuaal, die met elkaar verbonden zijn via smalle ladders. Er schijnt zelfs helemaal bovenin een luik te zijn waardoor je zo het orgel uitstapt. Via doorkijkjes in het orgelfront kun je van binnen uit de Grote Zaal zien. De loze zijruimtes links- en rechtsonder doen dienst als opslag voor podiummateriaal, zoals orkeststoelen, baskrukken en lessenaars. Eens in de zoveel tijd vindt de grote schoonmaak plaats en gaat de stofzuiger door het Maarschalkerweerdorgel.
Het Maarschalkerweerdorgel in de steigers voor de grote schoonmaak, mei 2024
3952 pijpen
Oorspronkelijk telde het Maarschalkerweerdorgel 2496 pijpen: 235 van hout en 2261 van metaal. Bij de renovatie van 1962 werd dat aantal uitgebreid naar 4098. Sinds de laatste grote restauratie, begin jaren negentig, bedraagt het aantal pijpen 3952.
Vier klavieren
Het grote houten meubel dat vóór het Maarschalkerweerdorgel staat – en waarboven je soms net het hoofd van de organist ziet uitsteken – is de speeltafel. Er zijn vier klavieren, waarvan de organist er drie met zijn handen bespeelt: de manuelen. Onder de orgelbank bevindt zich het pedaal: een kleine dertig reuzentoetsen die de organist met zijn voeten –met orgelschoentjes aan! – bedient. Via een monitor houdt de organist de dirigent in de gaten. Leuk weetje: toen de firma Flentrop in 1992 de nieuwe speeltafel in het gerestaureerde orgel wilde plaatsen, bleken de toegangsdeuren van de Grote Zaal een centimeter te smal. Er zat niks anders op dan die deuren tijdelijk te demonteren.
Cockpit
Wie achter de speeltafel zit, waant zich in een cockpit. De 59 trekknoppen, ofwel registers, corresponderen met de pijpenrijen in de orgelkas. Wanneer de organist een bepaalde knop uittrekt, blaast hij dankzij een uitgebreid mechaniek als het ware een apart instrument aan. Door allerlei combinaties van registers te maken kan de organist klankkleuren en dynamiek naar zijn hand en – met bepaalde treden – naar zijn voet zetten. Via de ingebouwde computer is het mogelijk om registercombinaties te bewaren. Het systeem heeft welgeteld 999 verschillende mogelijkheden; de bespeler kan zo razendsnel schakelen van de ene naar de andere klankkleur.
Maarschalkje
De orgelpijpen vormen in combinatie met de registers net een symfonieorkest. De registers hebben namen als Quintadeen 16’, Flûte Harmonique 8’, Violoncel 8’, Voix céleste 8’, Prestant 4’, Flageolet 2’ en Trompet 4’ en – sinds 1992 – Gemshoorn 2’ en Maarschalkje 11/3’. De getallen achter de namen geven de klinkende hoogte van de corresponderende pijpen weer: een 8’ (lees: 8 voet) is de standaardhoogte, bij een 16’ klinkt de pijp een octaaf lager, bij een 4’ een octaaf hoger, et cetera. Bijzonder is dat het Maarschalkerweerdorgel ook een 32’ heeft, die zeer lage tonen kan produceren.
Leo van Doeselaar bespeelt het Maarschalkerweerdorgel © Eduardus Lee
Huisorganist
Leo van Doeselaar is al ruim dertig huisorganist van Het Concertgebouw. Samen met het Koninklijk Concertgebouworkest en dirigent Riccardo Chailly wijdde hij op 18 maart 1993 het door Flentrop gerestaureerde Maarschalkerweerdorgel in. Op het programma stond onder meer een nieuw orgelconcert van Tristan Keuris. De Volkskrant sprak van een ‘karaktervol instrument, met een krachtig geluid en een mooi klankpalet van naar het milde neigende timbres’ en concludeerde: ‘Het ziet er naar uit dat het Concertgebouw weer een orgel heeft dat de toets der kritiek en de tand des tijds kan doorstaan.’