Er was eens een heel klein jongetje. Hij was altijd vrolijk,
levenslustig en nieuwsgierig naar alles om hem heen. Als baby sliep hij op zijn
buik en keek in zijn kinderwagen altijd onderzoekend over de rand wat er allemaal
om hem heen gebeurde.
Om zo veel mogelijk te kunnen ontdekken, besloot hij maar
snel in de benen te komen en liep dan ook al los toen hij 10 maanden oud was.
Zo’n piepklein rondhuppelend mannetje riep altijd veel vrolijke blikken van
voorbijgangers op.
Toen het jongetje 1 jaar en 10 dagen oud was, werd er een
zusje geboren. Ook dat vond hij reuze interessant.
Toen ze de eerste nacht
nogal hard huilde, wilde hij wel even gaan kijken wat dat kabaal toch was.
Vertederd (of nieuwsgierig?) legde hij zijn handje op dat schreeuwende hoopje mens en kijk ….ze
werd stil!
Verder hebben we haar ’s nachts nooit meer gehoord.
Nog leuker werd het, toen het zusje met hem mee ging spelen.
(Nou ja, behalve als ze alwéér zijn zorgvuldig gebouwde blokkentoren
omgooide….)
Toen ze eenmaal begon te kruipen, vond hij het ook geweldig
om eens te kijken of je ook paardje kon rijden, zoals hij wel eens bij pappa of
een van de opa’s deed.
Zusje vond dat niet zo leuk, het was toch een beetje
zwaar…..
en de moeder vond het ook niet zo’n geslaagd idee.
Ze begon eens te denken hoe ze dit spelletje een andere
draai kon geven.
In een tijdschrift vond ze een patroon van een héél groot
nijlpaard,
waar kinderen heerlijk mee konden spelen en op konden springen.
Dat moest gaan lukken, zeker nu ze een échte elektrische naaimachine had!
Totdat zusje werd geboren, werd alles nog op de trapnaaimachine gemaakt!
Het jongetje en zijn zusje werden dik ingepakt
(want het was
winter en ze moesten op de fiets)
en met zijn drieën trokken ze naar de
wekelijkse markt,
waar een hele leuke stoffenkraam stond.
De moeder kwam hier vaak, omdat ze dan weer voordelig een
leuk lapje kon kopen,
waar precies een broek en rokje voor haar kinders uit
ging.
Deze keer gingen ze met een flink stuk skai naar huis.
(Het
was in de aanbieding, dus behalve voor het nijlpaard,
zat er ook nog genoeg aan
om een overall te maken voor het jongetje,
zodat hij lekker in de modder kon
spelen als het straks weer zomer was.)
Terwijl zusje sliep en het jongetje lekker met zijn blokken
aan het spelen was
( je denkt toch zeker niet dat hij als ondernemende peuter
nog aan middagslaapjes deed?),
kwam langzaam maar zeker het nijlpaard tot
stand.
En toen…..moest hij natuurlijk opgevuld……
Het was in de vorige eeuw,
rond 1978, dus “even” naar de quiltwinkel om fiberfill te kopen was er
(nog) niet bij. Bovendien hadden de vader en de moeder niet zo heel veel
centjes (de rente voor een hypotheek was toen 13%!!!) dus moest er naar een
voordeliger oplossing gezocht worden.
Op zolder lag nog van alles: een oude slaapzak, wat oude
truien, wat maillots met een gat in de teen (…),
o ja, ook nog een stuk
trouwjurk, waar een poppenjurkje uit geknipt was.
En daar lag ook …….DE SPREI……..
Toen de moeder haar opleiding deed als juf, kreeg ze ook
allerlei handwerk-technieken aangeboden, waaronder “english paperpiecing”.
Toen
nog gewoon bekend onder het synoniem “hexagonnen maken” ofwel:
stofjes om
kartonnetjes maken.
De moeder woonde toen nog bij haar eigen moeder, die ook van
handwerken hield
en omdat ze er beiden wel plezier in hadden, werd de
lapjesdoos er bij gehaald en besloten ze
samen héél veel kartonnetjes te bekleden en er een sprei van te maken.
Met
stofjes en restjes van jurken, overhemden, gordijnen, oude tafellakens…..
noem
het maar op; het werd allemaal in de sprei verwerkt.
Onwetend waren beide vrouwen van het feit dat ze met een oeroude hobby
bezig waren:
PATCHWORK
Toen de sprei af was, precies op tijd voor de trouwdag in 1973,
paste hij precies op het huwelijksbed:
1 deel van een Duits lits jumeaux en wel 110 cm. breed.
Niemand die hen vertelde dat er nog een tussenvulling en
achterkant achter hoorde
om het tot een echte quilt te maken. (…)
Na de geboorte van het jongetje kochten de vader en moeder
een écht twee-persoons bed
en de sprei verdween naar zolder……
Juist, dezelfde zolder waar de moeder nu naarstig op zoek
was naar vulling voor het nijlpaard.
Bingo! Dàt was een mooie grote lap! Het nijlpaard werd er
lekker stevig van.
Wel wat zwaar, maar dat gaf niet, hij was toch bedoeld om op
de grond te liggen.
Het jongetje en zijn zusje hebben er een paar jaar veel
plezier van gehad. Maar ja, ze werden groter en speelden nog steeds heel veel
samen, maar “nijlpaard springen” raakte uit de gratie.
kijk, kijk, lapje van de markt: jurkje én een bloesje! |
En het kolos lag op een
gegeven moment dusdanig in de weg, dat de moeder besloot om hem naar de
kringloopwinkel te brengen.
Zodat andere kindertjes er misschien nog plezier van konden
hebben.
Jààààren zijn verstreken.
Het jongetje en zijn zusje zijn
inmiddels veertigers.
Ze zijn gezond en gelukkig en gaan zelfs allebei trouwen dit
jaar.
Het jongetje loopt nog steeds graag hard en zijn zusje heeft al dezelfde hobby.
(dat hebben ze NIET van hun moeder overigens, haha)
De moeder (met altijd bezige handen) heeft inmiddels
(na het
uitproberen van héééél veel technieken)
toch eindelijk haar favoriete hobby
gevonden: quilten!
Ze moet nu wel 140 worden om alles nog te maken wat ze van
plan is.
Maar regelmatig denkt ze nog aan haar eerste patchwork-sprei…..
wat
zónde toch dat ze dat weggedaan heeft!
Niet alleen haar eerste werkstuk, samen
met hààr (inmiddels overleden moeder) gemaakt,
maar ook alle herinneringen die
ongetwijfeld opgekomen waren
als ze de lapjes nog eens zou kunnen bekijken.
Ach, wie weet…..leest iemand dit verhaaltje en realiseert ze
zich dat zij (of hij) ooit dat nijlpaard meegenomen heeft bij de kringloop.
En daar een patchworksprei in vond die ze niet aan de maakster terug kon geven
omdat ze geen idee had wie dat was.
Wie weet……..