revisor
Uiterlijk
- re·vi·sor
- In de betekenis van ‘controleur, herziener’ voor het eerst aangetroffen in 1726 [1]
- van het Latijn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | revisor | revisoren revisors |
verkleinwoord | - | - |
1.
- Het woord revisor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "revisor" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "revisor" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ revisor op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- re·vi·sor
enkelvoud | meervoud |
---|---|
revisor | revisores |
revisor m
- [1] inspector
- revisor in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 76 %
- Prevalentie Vlaanderen 91 %
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 7
- Woorden in het Spaans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Spaans
- Beroep in het Spaans