zaterdag 29 juni 2013

Barroso schiet met hagel

Hogere economische groei is inderdaad hét wondermiddel dat veel problemen in de Europese Unie zou oplossen. Bij een hogere groei vallen begrotingstekorten ook zonder extrabezuinigingen lager uit en daarmee verdwijnt dé bron van toenemende spanningen tussen landen, onzekerheid over het voortbestaan van de euro en gevaar van faillissement van eurolanden. Misschien dat zelfs de sterk afgekalfde steun voor het Europese project weer zal toenemen. 

De blauwdruk van Barroso heeft het over ‘een meer federaal Europa’. Hiermee bedoelt hij harmonisatie van belastingen, werkgelegenheidsbeleid en een eigen begroting voor ‘Brussel’, gevoed door eigen middelen(lees: een Europese belasting en gezamenlijke staatsobligaties). Hier zit de gemiddelde Europeaan niet op te wachten. In plaats van deze federalistische voorstellen had  had de blauwdruk...lees de rest van mijn column op de site van Instituut Clingendael

zaterdag 22 juni 2013

Tijd voor onconventioneel begrotingsbeleid

6 tot 8 Miljard euro. Zoveel moet, volgens de berekeningen van De Nederlandsche Bank (DNB), Den Haag volgend jaar bezuinigen om het begrotingstekort onder de 3 procent van het bruto binnenlands product te drukken.  

Sinds het begin van de crisis hebben we talloze lastenverzwaringen, enkele bezuinigingen en ook lachwekkende oproepen zoals het Centraal Planbureau (CPB) te verslaan, gehad. Het eindresultaat is een zelden eerder geziene deprimerende stemming onder de Nederlanders, een veel hoger staatsschuld nu vergeleken met het begin van de crisis ondanks de historisch lage rente, tweede recessie in drie jaar tijd en begrotingstekorten waar geen eind aan zit en die keer op keer hoger uitgevallen zijn dan waar de regering op rekende. Onlangs meldde de regering in de Voorjaarsnota bijvoorbeeld dat de belastinginkomsten 8,3 miljard euro lager zijn uitgevallen.

Onder meer het CPB en DNB hebben vele rapporten, doorrekeningen, visies en andere beleidsstukken gepubliceerd die enerzijds de situatie moesten duiden en verklaren en anderzijds als fundament hebben gediend voor de genoemde maatregelen.

Wie echter denkt dat het CPB, DNB en de regering álle opties overwogen hebben, vergist zich. Één scenario is nergens in al die dikke rapporten te vinden. En het is de hoogste tijd, gezien de erbarmelijke omstandigheden waarin de Nederlandse economie verkeert en de vooruitzichten die niet bepaald rooskleurig zijn, om dat nieuwe scenario te proberen.  

De rekenmodellen van DNB en het CPB moeten zo snel mogelijk uitrekenen wat de gevolgen voor economische groei, huizenprijzen, vertrouwen, begrotingstekort en staatsschuld zouden zijn als de Nederlandse regering verschillende belastingen (flink) zou verlagen. Dit alles met een horizon van minstens enkele jaren, om zo álle effecten daarvan mee te nemen in de analyse.

Op het eerste gezicht kan het ernaar uitzien dat dit tot hogere begrotingstekorten zou leiden, terwijl de eerste prioriteit van Den Haag blijkbaar het verlágen ervan is. Maar die schijn bedriegt, de uitkomsten kunnen zomaar zeer verrassend zijn. Dat dat zo is, heeft alles te maken met een eeuwenoud economisch fenomeen dat bekend is als de Laffercurve. Het effect is vernoemd naar  de Amerikaanse econoom Arthur Laffer maar het is bekend dat de filosofen en economen in de 14de eeuw in de Arabische wereld er al over schreven.

De Laffercurve laat zien dat belastingverhogingen niet altijd zorgen voor meer belastinginkomsten. Sterker nog, belastinginkomsten kunnen stijgen als de belastingen omláág gaan! De Laffercurve geeft de relatie weer tussen belastinginkomsten van de overheid en belastingtarieven en heeft de vorm van een omgekeerde letter U. 

De curve laat op een simpele manier zien dat belastingtarieven een optimale punt kennen: zijn ze hoger dan het optimum, dan dalen de belastingopbrengsten. Waar dat optimale punt ligt, is niet precies uit te rekenen. We weten zeker dat het optimale tarief geen 0 procent maar ook geen 100 procent is. Bij 0 procent zijn er geen belastinginkomsten. Bij een tarief van 100 procent ook niet omdat niemand zou gaan werken.

Het optimale tarief ligt dus ergens tussen 0 en 100 procent. Wat het optimale, inkomstenmaximaliserende tarief precies is, is onbekend. Het is echter wel mogelijk aan de hand van waarnemingen aannemelijk te maken dat Nederlandse belastingtarieven (veel) hoger zijn dan het optimale tarief. Het feit dat belastinginkomsten, ook na verhogingen, tegenvallen, wijst er bijvoorbeeld sterk op. Dit betekent dat bij elke nieuwe belastingverhoging de kans zeer groot is dat de inkomsten tegen zullen vallen.

Keren we die redenering om, dan kan het zo zijn dat het verlagen van verschillende belastingtarieven de schatkist méér kan opleveren. Dat verlaging van belastingen wonderen kan doen voor het vertrouwen onder de Nederlandse consumenten, met alle positieve gevolgen van dien, behoeft nauwelijks uitleg.

Toegegeven, dit zou een experiment zijn. Maar het doorberekenen van zo een aanpak zou niet meer experimenteel zijn dan het beleid van de afgelopen jaren. En dat experiment, dat mag ondertussen wel duidelijk zijn, werpt geen vruchten af. Dan ligt het voor de hand een andere aanpak te kiezen. 

Bovendien: als de centrale banken al jaren bezig zijn met onconventioneel beleid, dan is er heel wat voor te zeggen dat de overheden dat voorbeeld moeten volgen. Crisistijden vragen onder meer om out of the box denken. Het is nu wachten op een politieke partij die het CPB om zo een doorrekening vraagt.

(eerder verschenen in NRC op 14 juni 2013) 

donderdag 20 juni 2013

Fed trapt snel op de rem? Laat me niet lachen



Het kan niemand zijn ontgaan: er is gisterenavond iets gebeurd wat op de financiële markten tot paniek heeft geleid. Het bestuur van de Fed, de Amerikaanse centrale bank, heeft, naar het schijnt, verzekerd eind dit jaar te beginnen met het afbouwen van het opkopen van de Amerikaanse staatsobligaties. 

‘Naar het schijnt’ want Ben Bernanke zei heel wat anders, namelijk da de Fed zal beginnen met minder staatsobligaties op te kopen onder de voorwaarde dat de Amerikaanse economische groei niet vertraagt. 

Laten we voor het gemak aannemen dat de Fed inderdaad vanaf het einde van dit jaar begint met het afbouwen van de derde ronde van het zogeheten kwantitatieve verruiming-beleid (QE) en dat de centrale bank medio 2014 daar volledig mee stopt.

Normalisatie

Dit kunnen we dan zien als het normaliseren van het monetaire beleid. Met QE uit de weg, blijft de Fed met het normale wapen zitten, de rente. Die staat dan nog steeds op 0 procent.

Normalisering van het beleid is niet alleen QE ontmantelen maar ook de rente optrekken. Als de Fed daarmee start zeg begin 2015, zoals bijna alle Fed-bestuurders verwachten, dan staat de Fed-rente eind 2015 op ca. 2 procent.

Het bestuur van de Fed vergadert 8 keer per jaar. Normaliter verhoogt de centrale bank de rente in stappen van 25 basispunten (0,25 procentpunt). Als de Fed de rente tijdens elke vergadering in 2015 zou verhogen, dan staat de Fed-rente dus eind dat jaar op 2 procent. Dát de Fed de rente élke vergadering zal verhogen, is wel een zeer optimistisch uitgangspunt overigens, dus de kans dat de rente eind 2015 níet op 2 procent te vinden is maar lager, is zeer groot.

Maar laten we aannemen dat het onwaarschijnlijke wel gebeurt en de Fed wel elke maand de rente verhoogt. Als de inflatie in de Verenigde Staten eind 2015 op 2 á 2,5 procent staat, wat lange termijn gemiddelde is, dan zal de reële rente in de Verenigde Staten 0 procent zijn of licht negatief.

Wonderen verwacht

Als de reële rente negatief is, jaagt dat de inflatie aan. Om inflatie niet aan te wakkeren, moet de reële rente aanzienlijk hoger zijn dan 0 procent. Als we weer aannemen dat de Fed óók op elke vergadering in 2016 de rente met 25 basispunten verhoogt – de aannames worden steeds onwaarschijnlijker! – dan komt de reële rente in de Verenigde Staten ergens eind 2016 op ca. 2 procent.

Maar let op, dat is als de Amerikaanse inflatie al die tijd niet hoger dan 2,5 procent uitkomt. En dat is een hele grote als, want bij een aanhoudende economische groei in 2014, 2015 en 2016 – waar de Fed op rekent – dan zou het heel gewoon zijn als door die groei de vraag toeneemt en de werkloosheid daalt, wat hogere loonstijgingen betekent. Beide drukken de inflatie omhoog.

Kortom, zoals het er nu naar uitziet, zal de Fed-rente pas ergens in de loop van 2017 (!) op 5 á 6 procent te vinden zijn, een normaal niveau, het niveau waarbij we ons geen zorgen hoeven te maken over inflatie op de middellange termijn. En dat is nu als we aannemen dat de inflatie vóór 2017 niet klimt boven 2,5 procent en verder én de Fed vanaf begin 2015 tijdens élke vergadering de rente verhoogt.

Dit vooruitzicht hoeft misschien geen garantie te zijn voor aanzienlijk hogere inflatie in de Verenigde Staten in de komende jaren, maar om je helemaal géén zorgen erover te maken….

dinsdag 18 juni 2013

Ze doen het wéér



Lang werd het verwacht, het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen over een simpeler belastingstelsel. Net zoals met alle andere rapporten van soortgelijke commissies, is het voorspelbaar wat er zal gebeuren. Alle kranten en weekbladen zullen erover schrijven, Van Dijkhuizen zelf zal talloze keren geïnterviewd worden en de opdrachtgever, de overheid zal veel lovende dankwoorden richting de commissie slingeren. 

Alle leden ervan kunnen hun CV aanvullen en er zeker van zijn dat ze in de kaartenbak van de overheid zitten voor eventuele toekomstige commissies. En die overheid kan uit het dikke rapport naar hartenlust selectief winkelen en zo elk beleidsvoornemen verdedigen met een rapport van een onafhankelijke commissie. Kortom een win-win situatie voor iedereen.  Hoewel, niet voor iedereen. Nederland wordt er namelijk niet beter van. 

Elke keer als zo een rapport verschijnt, koester ik hoop dat het dikke pak papier op één punt zal afwijken van zijn voorgangers. In mijn boek ‘Geldmoord: hoe de centrale banken ons geld vernietigen’ merkte ik op dat elke keer als de overheid nieuw beleid overweegt of  hervorming van een deel van het gigantische overheidsapparaat, de opdracht altijd luidt dat het wel allemaal budgetneutraal moet zijn. Of het nu ging om het plan voor een kilometerheffing of de invoering van de OV-chipkaart, steeds was het raak: het moest budgetneutraal.

Budgetneutraal is een mooi woord voor: wat er ook gebeurt, wij, de overheid, mogen er niet op achteruitgaan. Ofwel: wat we aan de ene kant teruggeven aan de burger, halen we aan de andere kant wel weer ergens weg. Op dieet gaan, dat is onbekend voor de Nederlandse overheid. De huidige crisis is daar een goed voorbeeld van. Iedereen moet inleveren door die crisis. Iedereen behálve de overheid.

De collectieve lastendruk, het cijfer dat het aandeel van de overheid in een economie weergeeft, was in 2012 hoger dan in 2011, is dit jaar hoger dan vorig jaar en zal volgend jaar hoger zijn dan in 2013. Kortom, het is niet eens zo dat de overheid stationair draait, sinds het begin van de crisis dijt die verder uit!

Zoals gezegd, elke keer koester ik hoop. En zoals altijd stelde ook het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen teleur. De commissie stelt namelijk dat door de voorgestelde veranderingen  'de balans v/d  overheidsuitgaven en -inkomsten niet  wordt verstoord.' Ofwel, het is allemaal keurig budgetneutraal. De overheid krimpt dus niet, stel je voor.

En zo is iedereen tevreden, ook de gewone Nederlander die gepaaid wordt met een mogelijke verlaging van vermogensbelasting, niet wetend dat het een sigaar uit eigen doos is. Want dát is het onvermijdelijke gevolg van budgetneutraliteit. Het enige verbazingwekkende in het geheel is dat de Nederlander niet de straat opgaat. Want daar heeft hij alle reden toe. En sinds kort zijn er 6 miljard extra redenen bijgekomen, het bedrag dat de overheid weer wil bezuinigen en lasten verhogen. Wat moet er gebeuren wil de Nederlander zeggen ‘nu is het genoeg?’

Dit is inflatieblog.nl Wellicht vraagt u zich af: en wat heeft dit allemaal met inflatie te maken. Nou, alles! Als onze overheid geld tekort komt na alle mooie plannen én ze zelf niet wil inkrimpen, dan blijft er maar één ding over: belastingen verhogen, zoals bijvoorbeeld btw. En ja hoor, in het rapport van commissie-Van Dijkhuizen staat dat het btw-tarief naar 23 procent zou moeten. Iets waardoor inflatie weer eens gezellig behoorlijk omhoog kan.  

woensdag 12 juni 2013

Pensioenfondsen moeten exit uit staatsobligaties plannen

Sinds het begin van de huidige crisis, in de herfst van 2008, hebben we te maken met een op het eerste gezicht vreemd fenomeen: terwijl de gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen tuimelde, klotste het geld tegen de pensioenplinten. De gemiddelde dekkingsgraad daalde van circa 145 naar het dieptepunt van circa 85 punten. De laatste tijd ligt die rond 100. De Nederlandse pensioenfondsen hadden eind 2012 samen 1.007 miljard euro aan vermogen. Dat is maar liefst 47,7 procent meer dan eind 2008.

Die stijging van het pensioenvermogen is te danken aan stijgende aandelenkoersen én prijzen van staatsobligaties van de veilig geachte landen zoals Nederland en Duitsland. De andere kant van de medaille is dat de rentes in die veilige landen naar ongekende dieptepunten zijn gevallen.

Moeder aller zeepbellen

Dat de rentes historisch laag zijn is niet zo heel belangrijk. Veel belangrijker, en relevanter, is dat ze abnormaal laag zijn. De reële rentes in Nederland en Duitsland zijn behoorlijk negatief – iets wat allesbehálve normaal is. Gemiddeld bedroeg de Nederlandse reële rente sinds medio jaren zeventig zo’n 4 procent. De Nederlandse reële rente is tussen half jaren zeventig tot 2008 bijvoorbeeld nooit onder de 2 procent gezakt.

Dat de reële rentes, onder meer in Nederland, nu zeer negatief zijn, is eenvoudig te verklaren: het heeft te maken met het zeer ruime monetaire beleid van alle belangrijke Westerse centrale banken. Dat beleid is ook de reden waarom de aandelenkoersen sinds 2009 enorm zijn gestegen.De reële rente was op die niveaus te vinden in een omgeving waarin de overheid een veel lagere schuld en jaarlijks begrotingstekort had dan nu, die schuld houdbaar was door de hoge economische groei én de inflatie laag is geweest.

Van dat beleid kunnen we in ieder geval één ding zeker weten: vroeg of laat komt daar een eind aan. Dat heeft de Amerikaanse Fed gezegd, evenals de Japanse centrale bank (namelijk zodra de inflatie de 2 procent bereikt). Dat kan even duren, maar de verwachting is dat óf de economieën zullen herstellen óf de negatieve bijeffecten van dat beleid zo sterk zullen worden dat de centrale banken ermee (moeten) ophouden. Anders gezegd: staatsobligaties van landen zoals Nederland en Duitsland kunnen we rustig de moeder aller zeepbellen noemen.

Exit-strategie

Ook van zeepbellen weten we één ding zeker: vroeg of laat lopen die leeg of klappen ze. De kans is groot dat wanneer dat gebeurt, het proces zeer snel verloopt, omdat de omgeving radicaal veranderd is. De Nederlandse staatsschuld is hoog en neemt verder toe. Omdat de groeivooruitzichten mager zijn, is het maar de vraag of die schuld houdbaar is. Zeker als we bij de schuld alle bedragen optellen waar de Nederlandse staat zich garant voor heeft gesteld.

De Nederlandse pensioenfondsen hebben een zeer groot deel van die 1.007 miljard euro in staatsobligaties belegd. Een groot deel ervan zit in die veilige landen, vooral sinds 2008.

De huidige crisis is bezig de (economische) wereld zoals we die kenden tot 2008, onherkenbaar en structureel te veranderen, inclusief de gebieden die als veilig werden beschouwd. Iets wat vóór 2008 zeer veilig was, kan in de toekomst levensgevaarlijk zijn. De hamvraag is dan ook: hoeveel pensioenfondsen hebben of zijn bezig met een exit-strategie? Want als straks de rentes gaan stijgen, en dat kan gebeuren ook als inflatie laag blijft door de problemen met staatsschulden, zal dat onder de beleggers in deze assetklasse een bloedbad aanrichten.

donderdag 6 juni 2013

Psst…stagflatie is gearriveerd



De inflatie in Nederland is in mei gestegen naar 2,8 procent. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek vanochtend. 

Medio mei meldde hetzelfde CBS dat de Nederlandse economie in de eerste drie maanden van dit jaar gekrompen is met 0,1 procent (ten opzichte van een kwartaal eerder, vergeleken met hetzelfde kwartaal vorig jaar bedroeg de krimp 1,7 procent).

Dat is het derde kwartaal op rij waarin de economie krimpt. Sinds zomer vorig jaar verkeert Nederland dus in een recessie.  De consumptie neemt af, net als de investeringen en de werkloosheid neemt toe.

Maar het is niet alleen recessie waarmee we te maken hebben! Nemen we die twee berichten samen, dan is er geen andere conclusie mogelijk dan dat Nederland met stagflatie te maken heeft.

Stagflatie, een samentrekking van ‘stagnatie’ en ‘inflatie’, is een situatie waarin de economie stagneert (check) en de inflatie stijgt (check).

Die combinatie van krimp en stijgende prijzen teisterde het Westen in de jaren zeventig langdurig. Toen kwam het als een complete verrassing omdat bijna alle economen dachten dat die combinatie onmogelijk was. De gangbare redenering was dat bij economische krimp de vraag naar goederen en diensten zakt en daardoor de prijzen dalen.

zaterdag 1 juni 2013

Europeanen: laag of niet, inflatie is een ‘zeer groot probleem’



De inflatie in de eurozone is de afgelopen maanden, soms behoorlijk, gedaald. Neem de eurozone: bedroeg de geldontwaarding in september vorig jaar 2,6 procent, in mei stegen de prijzen met slechts 1,4 procent.  

Overigens, sinds de herfst van 2009 zijn de prijzen wel behoorlijk gestegen, van -0,9 procent naar 3 procent eind vorig jaar. Dat was iets wat volgens veel economen niet zou gebeuren want inflatie loopt niet op als economie niet of nauwelijks groeit volgens de redenering van die economen. En economie van de eurozone is sinds 2009 nauwelijks gegroeid. Toch zijn de prijzen veel hoger. Maar dat even ter zijde.

‘Zeer groot probleem’

Het gaat mij om het volgende. Onlangs las ik een rapport over resultaten van een uitgebreide enquête onder de Europeanen. Een van de vragen was wat de inwoners van verschillende landen als een ‘zeer groot probleem’ ervaren. 

Zeven van de tien Fransen en Spanjaarden, 84 procent van de Italianen en maar liefst 94 procent van de Grieken noemen inflatie als een ‘zeer groot probleem’. 

Dat oogt vreemd: in Griekenland is volgens de officiële cijfers sprake van deflatie (de prijzen dalen daar met 0,6 procent) en de inflatie in zowel Spanje als Italië ligt maar net iets boven de 1 procent. Die in Frankrijk ligt zelfs daaronder.

Kloof

In Duitsland, hét land met anti-inflatie genen, bedroeg het percentage van de ondervraagden die inflatie als een zeer groot probleem ervaren, slechts 31 procent. Daar is wel een belangrijke kanttekening bij de plaatsen: mensen neigen inflatie niet als een potentieel gevaar te zien wanneer het economisch goed gaat. En tot voor kort ging het in Duitsland niet alleen goed, maar zelfs uitstekend. 

In een volgende editie zal het percentage Duitsers dat inflatie als een ‘zeer groot probleem’ ervaart dan ook zeer waarschijnlijk veel hoger liggen.

Dat veel Europeanen inflatie als een zeer groot probleem zien terwijl die daalt en historisch bezien alles behalve hoog is, betekent op zijn minst twee dingen.

Ondanks die gedaalde inflatie, maken veel mensen zich zorgen over prijsstijgingen. En dat op zijn beurt betekent dat ook dalende inflatie de stemming onder de Europeanen niet (veel) positiever maakt.

In de tweede plaats bevestigt dit nog eens dat er een grote kloof bestaat tussen de officiële inflatiecijfers en wat de mensen ervaren dat de inflatie is.

Meten is niet weten

Dit heeft natuurlijk ermee te maken dat vooral die goederen en diensten die we vaak aanschaffen, duurder worden waardoor er perceptie ontstaat dat de prijzen van alles fors stijgen.

Maar voor een belangrijk deel ligt het er ook aan dat veel uitgaven van mensen simpelweg buiten de berekening van de officiële inflatie vallen. Stijging van het eigen risico in de zorg en verhoging van de zorgpremies (of verder uitkleden van het basispakket, wat hetzelfde is want ook als de premie niet stijgt, je krijgt er minder voor terug en is er feitelijk sprake van duurder geworden zorg) om maar iets te noemen, tellen niet mee wanneer het Centraal Bureau voor de Statistiek in Nederland bijvoorbeeld de inflatie in Nederland berekent.