zaterdag 23 april 2011

Inflatie als probleemoplosser

Men zegt dat de kracht van water ongekend is. Een blik op de bijna 450 kilometer lange en op plaatsen bijna 2 kilometer diepe Grand Canyon in de VS bewijst dat. In een economie is de snel stijgende inflatie de evenknie van water in de natuur volgens mij. Het zal de stijgende inflatie zijn die ogenschijnlijk het onmogelijke, mogelijk zal maken.

Ik doel hierbij op de al jarenlang durende en steeds terugkerende discussie onder economen en beleidsmakers over de grote onevenwichtigheden in de wereldeconomie. De Amerikanen geven veel te veel uit en sparen niets van hun inkomen (enige tijd geleden was er sprake van negatieve besparingen, wat wil zeggen dat de Amerikanen niet alleen al hun inkomen uitgaven maar ook nog eens hun eerder opgebouwde spaargeld gingen besteden), roepen de Chinezen en de Europeanen dan. De Amerikanen op hun beurt bekritiseren de Europeanen en Chinezen dat zij juist veel te weinig uitgeven en dus te veel sparen. De Chinezen zorgen voor een permanente instabiliteit van de wereldeconomie doordat ze bovendien hun munt, de yuan, kunstmatig goedkoop houden. Dat zorgt ervoor dat China doorgaans veel meer aan de rest van de wereld verkoopt dan dat het land koopt van andere landen.

Gefaald

Talloze topontmoetingen hebben er de afgelopen jaren plaatsgevonden om deze problemen op te lossen. Zonder succes. De inflatie, die al enige tijd snel stijgt en volgens mij de komende jaren verder zal stijgen, zal er wel in slagen waar de beleidsmakers keer op keer gefaald zijn.

Neem China. Zo een beetje de hele wereld schopt, smeekt, dreigt en schreeuwt tegen dat land dat het de koers van de yuan los moet laten. De waarde ervan is vastgekoppeld aan de Amerikaanse dollar. Niets mis mee, er zijn veel landen die dat doen, alleen is de yuan op zo’n niveau vastgekoppeld dat die kunstmatig goedkoop is. Wat een voordeel is voor China, want alles wat het land exporteert is daardoor goedkoop voor Amerikanen en Europeanen.

Nu komt China echter ook achter de donkere kanten van een goedkope yuan. Die maakt namelijk alles wat China importeert, en dat is door de hoge economische groei almaar meer en meer, extra duurder.

Onrusten

Het gaat dan vooral om grondstoffen en voedsel (China kan zichzelf niet voeden). Daardoor loopt de inflatie in China de laatste tijd snel op.

Daar bestaat een middel tegen, namelijk de centrale bank die de rente maar snel en voldoende verhoogt. Het probleem daarmee is alleen dat dat de economische groei op de korte termijn hard raakt. Daar is Beijing als de dood voor. In een sterk central geleid land als China betekent minder economische groei bijna automatisch meer sociale onrusten.

Vandaar dat de Chinese centrale bank de rente wel verhoogt, maar dat niet krachtig genoeg doet.

Er is echter nog een uitlaatklep die, samen met een wat krapper monetair beleid van de centrale bank, China uit de penarie kan helpen. En dat is de wisselkoers.

Alle druk van de wereld op Beijing om de yuan duurder te maken heeft tot nu toe nauwelijks geholpen. Hoge en verder stijgende inflatie zal waarschijnlijk wel erin slagen Beijing te overtuigen om dat heilige huisje grondig te verbouwen. Mijn voorspelling is dat het niet lang meer zal duren voordat China de yuan los laat. 2012 kan zomaar het jaar worden waarin de yuan verlost werd van de loodzware ketenen.

De eerste stappen in die richting zijn al gezet. Zo heeft China met enkele landen (de lijst wordt steeds langer) afspraken gemaakt dat de onderlinge handel voortaan in yuans afgerekend kan worden. Voorheen moesten daarvoor dollars aan te pas komen.

Eurozone

In de eurozone kan de inflatie helpen een schijnbaar onoplosbaar probleem op te lossen, namelijk de grote verschillen tussen economieën in de eurozone. Dat is de strekking van een artikel van Raphael Auer, vice-directeur van het International Trade and Capital Flows Unit van de Swiss National Bank en een onderzoeker aan de prestigieuze Princeton Universiteit in de VS. Ik ben het met hem eens, zolang de inflatie redelijk laag blijft. Want als die uit de hand loopt, wordt misschien het genoemde probleem opgelost maar tegelijkertijd een nieuwe, veel grotere gecreëerd. Ik denk daarbij aan oplopende spanningen in de eurozone die het uiteenvallen van de muntunie tot gevolg kunnen hebben. Het zou de wereld op zijn kop zijn als hoge inflatie iets goeds zou zijn.

En de VS? Daar kan de hoge inflatie er eindelijk voor zorgen dat de centrale bank niet meer ongestraft de economie kunstmatig kan oppeppen. Het eerder genoemde probleem van de Verenigde Staten, dat de Amerikanen te veel uitgeven en te weinig sparen, hing voor een belangrijk deel samen met het feit dat geld lenen gratis was. Met een hoge inflatie zal dat, na enige tijd, verdwijnen. De centrale bank zal een ander beleid moeten voeren, anders krijgt Amerika een heuse dollarcrisis voor zijn kiezen. En de onzekerheid over de toekomst zal het sparen verder aanjagen.

Redding

Komt het dan allemaal goed? Dat wel, maar in mijn ogen zal dat pas over veel jaren het geval zijn. De dreiging van sociale onrusten (China), toenemende spanningen in met als gevolg het mogelijke uiteenvallen van de eurozone (Europa) en de dollarcrisis (VS) maakt het nu meer dan ooit noodzakelijk de inflatie in een vroeg stadium aan te pakken. De kans is echter groot dat de situatie in de VS en misschien ook in China en Europa eerst erger moet worden voordat er daadkrachtig wordt opgetreden.

Wij kunnen ons dus opmaken voor een oorlog tegen inflatie die de wereld bij voorbaat zal verliezen. Enige hoop is dat het later, wanneer de inflatie de economieën besmet en tot stilstand brengt, de centrale banken alsnog in opstand zullen komen en de inflatie zullen verbannen, zoals Paul Volcker dat deed eind jaren zeventig en begin jaren tachtig. Maar het zal waarschijnlijk nog heel lang duren voordat die opstand begint.

donderdag 21 april 2011

Tussenstand India vs Inflatie 0:1

Onlangs heb ik een blog gewijd aan de strijd tussen centrale banken en de stijgende inflatie (die blog is weer gebaseerd op de gratis nieuwsbrief van maart 2011). Daarin probeerde ik aan te tonen dat ondanks het feit dat veel centrale banken, met name in opkomende landen, de rentes verhogen, zij de strijd tegen de inflatie zullen verliezen.

De centrale bank van India was een van de eerste centrale banken die begon met renteverhogingen. Een jaar later lijkt het er inderdaad sterk op dat die centrale bank de strijd verliest.

Vertrouwen
In maart bedroeg de inflatie in India bijna 9 procent. Dat is niet alleen hoog, maar ook nog onverwacht hoog. De centrale bank ging uit van ongeveer 8 procent. Bovendien bleek de inflatie in januari stukken hoger te hebben gelegen dan eerder gemeld.

Daarmee krijgt de centrale bank van het land een extra probleem bij: geloofwaardigheid en vertrouwen van het publiek komt im frage.

Vertrouwen is veruit het belangrijkste bezit van elke centrale bank, meer waard dan al het goud dat er eventueel in de kluizen ligt. Als het vertrouwen in de wil en bereidheid van een centrale bank om impopulaire maatregelen te nemen (lees flinke renteverhogingen als het nodig is) verdwijnt, dan stijgen de rentes en komt de economische groei in de knel.

Paard

Het probleem met vertrouwen is dat het opbouwen ervan een kwestie van jaren, zo niet decennia is, terwijl het verliezen ervan heel snel kan gaan. Zoals een oud-Hollandse gezegde luidt: vertrouwen komt te voet en gaat te paard.

Wat kan de rest van de wereld leren van het feit dat India de strijd tegen de stijgende inflatie niet wint? Dat je de inflatie niet met een paar renteverhogingen niet kunt afschrikken. De centrale bank van India heeft de rente maar liefst 8 keer verhoogd sinds maart vorig jaar. En toch blijft succes uit. De jaarlijkse inflatie bevindt zich op het hoogste niveau in bijna 2,5 jaar.

Bot wapen
Wanneer een centrale bank aan de verliezende kant lijkt te zijn, dan blijft ze met slechts één bot wapen zitten: de rente. Aan het begin van de strijd kan ze nog woorden als een krachtige wapen gebruiken (hinten op renteverhogingen en vervolgens een lange tijd zelf niets doen omdat de financieële markten het werk zelf doen, namelijk de rentes aanjagen, of het actief sturen van de verwachtingen onder beleggers) maar wanneer het vertrouwen verdwijnt, richten woorden heel weinig tot niets uit. Daden zijn dan nodig.

En die daden zijn dan behoorlijke renteverhogingen, waarbij ze van die orde zijn dat de economische groei daaronder erg gaat lijden. Dát is dan de enige manier om de inflatie succesvol te bestrijden. Paul Volcker, de legendarische voorzitter van de Fed, kan erover meepraten. Hij moest de Amerikaanse economie eind jaren zeventig en begin jaren tachtig in een recessie duwen om de uit de and gelopen inflatie te beteugelen.

Inflatie eurozone binnenkort op 3% (of meer)

2,7 procent. Zo hoog was de inflatie in de eurozone in maart. Dat was iets hoger dan de eerste schatting van de Eurostat, het Europese bureau voor de statistiek.

Op 29 april publiceert Eurostat zijn flash estimate, zeg maar de eerste schatting, van hoe hoog de inflatie is geweest in april.

De kans is levensgroot dat de inflatie in de eurozone de komende maanden verder op zal lopen en waarschijnlijk 3 procent zal bereiken.

Statistieken
Dat is niet alleen een kwestie van voorspellen, maar heeft ook veel te maken met de manier waarop de inflatie berekend wordt.

Inflatie is, zoals bekend, de prijsstijging van een mandje goederen en diensten ten opzichte van de prijs ervan een jaar eerder. Dat is van belang, omdat het grootste deel van de inflatiestijging van de afgelopen maanden door de gestegen grondstoffenprijzen, met name olie, komt.

Stel dat de olieprijs de komende pak ‘ m beet drie maanden niet stijgt. Zou de bijdrage aan de inflatie uit die hoek dan afnemen? Helaas niet. Wat voor de berekening van de invloed van de olieprijs op de jaarlijkse inflatie een rol speelt, behalve de olieprijs nu, is de olieprijs in dezelfde maand een jaar eerder.

Olieprijs
Een voorbeeld. Stel, een vat olie was in maart dit jaar 100 euro. In maart vorig jaar was dat nog 85 euro. Dan voeren de statistici in hun spread sheets in de kolom ‘olieprijs’ een prijsstijging van 17,6 procent ((100-85)/85*100).
In april kost een vat olie nog steeds 100 euro. In april een jaar eerder was dat echter 75 euro. In de kolom ‘olieprijs’ komt nu zelfs een prijsstijging van 33,3 procent te staan. De olieprijs is gelijk gebleven vergeleken met maart dit jaar, maar de relevante vergelijking voor inflatiedoeleinden is april vorig jaar (dit is allemaal sterk vereenvoudigd om het voorbeeld duidelijk te maken).

Op naar 3%
Kijken we naar de grafiek van de olieprijs van de afgelopen twaalf maanden, dan zien we onmiddellijk dat de prijs van olie vanaf eind augustus is begonnen aan een fikse stijging. En april, mei en juni? De olieprijs daalde, en flink ook, in april en mei vorig jaar.

Dat betekent dat als de olieprijs nu op de huidige niveaus blijft of zelfs iets daalt, de inflatie de komende paar maanden in ieder geval toch zal stijgen (mits op een wonderbaarlijke manier andere goederen en diensten niet goedkoper worden) alleen al door het beschreven statistische effect.

woensdag 20 april 2011

Zweden zet de strijd tegen inflatie door

De Zweedse centrale bank heeft vandaag voor de zesde achtereenvolgende keer de rente verhoogd. De rente van de centrale bank staat nu op 1,75 procent. In juli, wanneer de volgende vergadering plaats vindt, zal de rente zeer waarschijnlijk verhoogd worden naar 2 procent.

De centrale bank in Stockholm verwacht dat de inflatie zal stijgen de komende tijd, gedragen door de uitstekend presterende Zweedse economie (+ 7,3% in het vierde kwartaal van 2010).

De inflatie in Zweden bedraagt 2,9 procent en is daarmee al veel te hoog. De centrale bank heeft als taak die op maximaal 2 procent te houden.

Ook de stijgende huizenprijzen zijn  de centrale bank een doorn in het oog. Die kunnen tot een zeepbel op de onroerendgoedmarkt leiden.

Inflatie verrast in Canada

Ondanks de ingrepen van de centrale bank van Canada blijft de inflatie er oplopen. Sterker nog, de stijging versnelt zelfs.

In maart kwam de geldontwaarding uit op 3,3 procent op jaarbasis. In februari bedroeg de inflatie nog 2,2 procent. Met 3,3 procent in maart staat de inflatie in Canada op het hoogste niveau in 2,5 jaar.

Verrassing

De stijging ten opzichte van een maand eerder was zelfs het grootst sinds 1991, meldt het Canadese bureau voor de statistiek.

De central bank had er rekening mee gehouden dat de inflatie naar 3 procent zal oplopen, maar volgens de voorspellingen zou dat pas in juni gebeuren. De centrale bank zal de rente nog verder moeten verhogen om de inflatie een halt toe te roepen.

Inflatie in de pijplijn in de eurozone

De inkoopmanagerindex voor de eurozone van april bevat grotendeels goed nieuws. Het ziet ernaar uit dat de Europese economie goed blijft draaien, ondanks de problemen in de zwakke eurolanden. Er was eigenlijk slechts één bron van zorg in de index: de ontwikkeling van de prijzen.

In de dienstensector daalde de index die weergeeft hoe de prijzen die bedrijven moeten betalen aan leveranciers zich ontwikkelen van 82,2 punten naar 79,6 punten. Ondanks die daling blijft de prijzenindex voor de derde opeenvolgende maand bleef die in de hoogste regionen sinds 1998 staan. Een score van meer dan 50 punten geeft aan dat de prijzen stijgen.

Dat is slecht nieuws voor de inflatieontwikkeling de komende tijd omdat de hoogblijvende kosten voor bedrijven gezien kunnen worden als inflatie in de pijplijn.

Alles wordt anders

‘Voor 55 procent van de beleggende Nederlanders vormt het aanvullen van hun pensioen of inkomen de belangrijkste drijfveer om te beleggen’. Dat is een van de belangrijkste conclusies van een onderzoek onlangs uitgevoerd door Blauw Research in opdracht van Robein Vermogensspecialisten.

Ik heb geen onderzoek verricht, maar ik durf te wedden dat veel, zo niet álle, ondervraagden uitgaan van zo’n beetje dezelfde beleggingsomgeving als van vóór de huidige crisis. Met dito rendementen.

Levensgevaarlijk
Dat is levensgevaarlijk. De kans is namelijk groot dat de oude tijden niet meer, of in ieder geval niet voorlopig, terug zullen keren, zoals ik in mijn boek Het inflatiespook uitvoerig beschreven heb en onder meer tijdens de Dag van de Belegger 2010 in een lezing besproken heb.

Dat is niet hetzelfde als dat ik beweer dat beleggen niet meer zal lonen. Integendeel, beleggen kan nog lucratiever worden dan voorheen. Maar voor mij staat het als een paal boven water dat beleggen hoe dan ook harder werken word. Na het Nieuwe Rijden en het Nieuwe Werken komen we in het tijdperk van het Nieuwe Beleggen, is mijn stelling.

Zorgenvrij in de Spaanse zon
Kort door de bocht gold in de tijden vóór de huidige crisis dat geld steken in welk aandeel of beleggingsfonds dan ook, altijd flink wat geld opleverde 12 maanden later. Opdracht doorgeven aan eigen broker en vervolgens languit liggen in de Spaanse zon was mogelijk.

Het Nieuwe Beleggen wordt hard werken daarentegen. Het wordt goed zoeken welke bedrijven wel en welke niet te hebben in de portefeuille. Dat op zijn beurt betekent gedegen analyse maken van waar die bedrijven actief zijn, wat hun pricing power is etc. Maar ook hoe de macro-economische omgeving eruit ziet en eruit zal zien maanden en een jaar later. Kortom, goede, onafhankelijke en tijdige informatie wordt belangrijker dan ooit.

Deze blog probeert daarin te voorzien. Later dit jaar worden de diensten op dat gebied uitgebreid, waarover de komende tijd meer.

dinsdag 19 april 2011

Loonstijgingen Duitsland bron van zorg voor de ECB

Uit het oogpunt van de Europese Centrale Bank (ECB) is het goed dat de lonen in Nederland in ieder geval niet harder stijgen dan de inflatie. De ECB let namelijk scherp op de loonontwikkeling.  Als de loonstijgingen hoger uitpakken dan de inflatie, dan sluipt de tijdelijk hogere inflatie (door de gestegen energieprijzen) door in de economie en wordt zo permanent. En dat wil de ECB voorkomen.

Dat in Nederland de loonstijgingen achterblijven bij de inflatie zal de ECB er niet van weerhouden door te gaan met renteverhogingen. De Nederlandse economie is te klein om het eurozone-schip te sturen. Voor Duitsland, de grootste economie van de eurozone, geldt dat niet. Daar is de situatie precies andersom dan in Nederland.

Loon-prijsspiraal

In de Duitse kranten zijn berichten van loonstijgingen van 3 procent en meer schering en inslag de laatste tijd. Zoals de Duitse krant Frankfurter Allgemeine Zeitung onlangs meldde in een artikel, prijkt daar bij de loonstijgingen meestal een 3 voor de komma.

De werkenden in de metaalsector en Volkswagen bijvoorbeeld hebben een loonstijging van 3,2 procent afgedwongen, plus een eenmalige bonus van 500 euro. De ambtenaren krijgen er dit jaar 2,3 procent bij en volgend jaar 2,55 procent extra. Wie in de chemie-industrie werkt, krijgt 4,1 procent meer loon. Loonstijgingen van 4 en zelfs iets meer dan 5 procent zijn ook gezien.

Van die eerste tekenen van de bevreesde loon-prijsspiraal wordt de ECB onrustig van. De centrale bank zal volgens mij de rente, die nu op 1,25 procent staat, blijven verhogen en dit jaar uitluiden op 1,75 of 2 procent.

Werken en toch inleveren in Nederland

In het eerste kwartaal van dit jaar zijn de cao-lonen in Nederland gemiddeld met 1,1 procent gestegen. Dat blijkt uit de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het is niet alleen de laagste loonstijging sinds 2005, zoals het CPB opmerkt, maar ook een veel lagere loonstijging dan de inflatie in Nederland.

Een paar dagen daarvoor meldde hetzelfde CBS namelijk dat de inflatie in maart gestegen was naar 2 procent, vergeleken met een jaar eerder. In februari bedroeg de geldontwaarding 1,9 procent.

Kortom, werkenden zijn in de eerste drie maanden erop achteruit gegaan als we naar de koopkracht kijken. De achteruitgang is in werkelijkheid nog groter dan uit de genoemde cijfers blijkt, omdat sinds januari ook de premies voor ziektekostenverzekeringen gestegen zijn, net als het eigen risico. Die (behoorlijke) prijsstijgingen worden, zoals ik hier eerder geschreven heb, niet meegeteld bij de berekening van de inflatie in Nederland.

maandag 18 april 2011

Just in Time is veranderd in Just wait a while

Als er een lijst gemaakt zou worden van de grote doorbraken op het gebied van management en productie, dan zal het concept van Just-in-time (JIT) delivery er ongetwijfeld zeer hoog op staan. JIT maakt het hebben en onderhouden van grote magazijnen overbodig en betekent ook een streep door de hoge kosten van het aanhouden van voorraden voor productie. Kortom, goed voor winsten, maar is ook goed voor de mondiale inflatie, het onderwerp van deze blog.

Het is dan wel de zaak de logistiek tot in puntjes goed geregeld te hebben. Immers, allerlei onderdelen moeten op tijd besteld worden en binnenkomen om te kunnen blijven produceren. Maar die perfectie is in Japanse handen in goede handen. Want de JIT is een Japanse uitvinding.

Kink in de kabel
Problemen ontstaan wanneer er een kink in de logistieke kabel komt.

De voordelen zijn nog groter als het JIT-principe op mondiaal niveau uitgerold wordt. De problemen zijn in dat geval echter ook een stuk ernstiger en verstrekkender. Zoals nu.

Veel Japanse bedrijven zijn onmisbare schakels in productie van allerlei goederen in de wereldeconomie. De aardbeving en de verschrikkelijke gevolgen ervan hebben de mondiale JIT-keten ernstig verstoord.

De getroffen regio staat in Japan bekend als een lage-lonen-regio, wat betekent dat er relatief veel industrie gevestigd was. Daarmee is de storing in de mondiale JIT-keten nog groter. Bovendien zorgen de black-outs (zo wordt in de rest van Japan stroom regelmatig afgesloten) voor additionele schade. Just-in-time is ergens de afgelopen weken gemuteerd in Just-wait-a-while.

Ramp
Er is een reden waarom de aardbeving op Nieuw-Zeeland eerder dit jaar, in economisch opzicht (het menselijk drama is er natuurlijk niet minder om), veel minder ernstig is geweest dan de aardbeving in Japan. Nieuw-Zeeland is geen Japan. De op twee na grootste economie ter wereld speelt een veel belangrijker rol in het mondiale productieproces.

De ramp in Japan is een duidelijk voorbeeld van hoe rampen en andere verstoringen van het economisch en sociaal leven in deze sterk geglobaliseerde wereld gevolgen hebben voor alle landen.

Hetzelfde geldt voor uitputting van grondstoffen, bevolkings- en welvaartsgroei in de wereld, droogtes en overstromingen en het monetaire beleid in de rest van de wereld (wat dus NIET meer gelijk is aan de Verenigde Staten).

Voorbij zijn de tijden waarin we voor gevolgen op onze economische groei en inflatie konden volstaan met  een blik werpen op de rest van Europa en de VS alleen. Beleggers en ondernemers kunnen het zich niet meer veroorloven de blik tot de nabije omgeving te beperken.

woensdag 13 april 2011

Benzine op EUR 1,75: slechts een tussenstop op weg naar EUR 2,00

Op de teletekst, internetsites van kranten en andere nieuwsbronnen en op het nieuws is het vandaag, 13 april, een van hot items. Waar ik het over heb? De benzineprijs. Een liter super kost 1,75 volgens berichten.

Iets meer dan een maand geleden heb ik op deze blog aandacht besteed aan de benzineprijs. Aangezien die nu in belangstelling staat, hier de link naar dat stuk, waarin ik betoogde dat we ons moeten opmaken voor een benzineprijs van 2 euro, in een niet zo ver gelegen toekomst.

http://inflatieblog.blogspot.com/2011/03/wen-maar-aan-de-hoge-benzineprijs-200.html

Ook tijdig over inflatieontwikkelingen geinformeerd worden? Meld u dan nu aan voor de gratis maandelijkse nieuwsbrief erover.

Dé indicator van gezond economisch herstel… en van het begin van een nog grotere crisis

Vroeger, toen de in die tijd nog onbekende Nederlandse en Europese zeevaarders de golven van de voor hen vreemde wateren trotseerden op zoek naar fabelachtig rijke nieuwe landen, heerste er een strijd aan boord van hun schepen. Wie zou als eerste ver op de horizon contouren van een onbekend land spotten?

Een soortgelijk spel is tegenwoordig gaande onder economen en analisten. Wie kan als eerste roepen dat de Amerikaanse economie definitief uit de ellende van de afgelopen jaren is gekropen en dat stabiele en hoge economische groei in het verschiet ligt? De kunst is natuurlijk dit te roepen zonder dat het vals alarm blijkt te zijn.

Vaste grond

Economen en analisten kunnen niet met een verrekijker naar de horizon turen. Wat ze wel kunnen doen, is uit de vele economische graadmeters proberen te destilleren of het drijfzand overgegaan is in vaste grond onder de voeten.

Er worden allerlei economische indicatoren van stal gehaald om dat te doen. Van de usual suspects zoals de werkgelegenheidscijfers, loonstijgingen en investeringsplannen van bedrijven tot de minder gangbare indicatoren zoals hoeveel goederen de belangrijkste havens in- en uitkomen en hoe vol de goederentreinen zijn.

In dat spel proberen economen elkaar af te troeven. Immers, het is een spel en wat is een spel zonder winnaars en verliezers. Iedereen probeert net die ene indicator te vinden die vóór alle andere graadmeters vertelt hoe de economie ervoor staat.

Spelletje

Aan dat spel moest ik onlangs denken toen ik een van vele economische rapporten die ik dagelijks doorblader, las. In dat rapportje was een verslag van een ontmoeting te vinden die een handelaar had met Timothy Geithner, de Amerikaanse minister van Financiën.

En daar, in die paar regels die het verslag lang was, vond ik mijn eigen obscure economische graadmeter die ervoor zal zorgen dat ik voor iedereen zal kunnen zeggen dat de Amerikaanse economie op stabiele grond verkeert.

Ik heb geen behoefte de graadmeter geheim te houden. Ik ben een voorstander van transparantie. Vandaar dit stuk. Wat die graadmeter is? De Amerikaanse dollar. Niet de koers ervan, nee, ik bedoel de voelbare dollar bankbiljetten.

Wat is namelijk het geval?

De eerder genoemde handelaar haalde aan het eind van zijn ontmoeting met Geithner zijn portefeuille te voorschijn. Hij liet de verschillende bankbiljetten die erin te vinden waren aan de minister zien. Er stonden handtekeningen van zijn voorgangers, maar op geen enkele bankbiljet was een handtekening van Geithner te vinden. De handelaar wilde graag zo’n bankbiljet toevoegen aan zijn ‘collectie’.

Enigszins beschamend antwoordde Geithner de handelaar niet te kunnen helpen. Bankbiljetten met zijn handtekening waren er wel, maar die zijn niet in omloop. Eerst moesten de behoorlijke voorraden biljetten met de handtekening van zijn voorganger, Hank Paulson, allemaal de deur uit. Dat dat minder snel dan verwacht gaat, komt doordat het economisch herstel nog steeds niet krachtig is. Hoe lager de groei, hoe minder snel nieuw geld in omloop komt.

Nieuw probleem

Pas wanneer de Amerikaanse economische groei versnelt, zullen de nieuwe bankbiljetten met Geithners handtekening erop in omloop komen. En toen dacht ik, daar heb ik míjn indicator: zodra het eerste Geithner-bankbiljet gespot is, mag je spreken van krachtig en misschien houdbaar herstel van de Amerikaanse economie.

Wat in mijn ogen weer het begin zal zijn van een nieuw, veel ernstiger probleem dan de lage economische groei: stijgende inflatie.

Ik behoor tot de groep economen die overtuigd is dat de inflatie op de middellange termijn ontstaat doordat er te veel geld gedrukt is. Sinds het begin van de crisis doen de belangrijkste centrale banken in het Westen dat op grote schaal, met de Amerikaanse Fed en de Britse Bank of England voorop.

Geld drukken is natuurlijk vers één. Vers twee is dat geld in omloop brengen. Voorlopig blijft veel van dat geld ‘hangen’ bij banken; zij lenen het niet uit. Maar vroeg of laat, uit eigen wil of gedwongen, gaat dat gebeuren, zoals ik uitgelegd heb in mijn boek Het inflatiespook.

Er zijn, jawel, indicatoren, die erop wijzen dat dat al langzaam maar zeker gebeurt. Dat een deel van het nieuw gedrukte geld al rondvliegt, zien we al maandenlang. Kijk maar naar een grafiek van de grondstoffenprijzen of de goudprijs. Beide worden almaar duurder, voornamelijk omdat er te veel geld is in de wereld.

Handtekening

Bankbiljetten met de handtekening van Geithner als indicator is natuurlijk als een grapje bedoeld. Maar wel eentje waar een kern van waarheid in zit. Want wanneer die bankbiljetten met vrachtwagens door de VS getransporteerd worden en in geldautomaten van Los Angeles tot Des Moines verspreid worden, zal dat nog duidelijker zichtbaar moeten worden in twee statistieken. De eerste is de geldgroei in de Verenigde Staten. De tweede is de kredietverlening door de Amerikaanse banken.

Dat zijn enkele indicatoren die ik nauwlettend in de gaten houd om iets te kunnen zeggen over inflatiedreiging.

Daarnaast zijn er nog meer graadmeters waar ik scherp op let. Op basis daarvan blijf ik schrijven op dit blog. Om niets te missen kunt u zich aanmelden voor mijn gratis maandelijkse nieuwsbrief.

dinsdag 12 april 2011

Beleggers, pensioenfondsen en inkoopkosten van bedrijven

Ik heb hier al eerder geschreven over de Nederlandse bedrijven die klem komen te zitten tussen stijgende inkoopkosten en de vrees van het (deels) doorberekenen ervan. Maar vroeg of laat zal dat doorberekenen wel moeten gebeuren. Of ze moeten genoegen nemen met een lagere winst.

Vandaag is een rapport uitgekomen in de VS, over de stand van zaken in het Amerikaanse mkb. De stemming in maart is er verslechterd ten opzichte van een maand eerder. De voornaamste reden daarvoor waren de verslechterde vooruitzichten voor de omzet en winst. Drie keer raden wat dáár de oorzaak van was. Inderdaad, de gestegen en stijgende inkoopkosten.

Knelpunt

1 Op de 10 Amerikaanse bedrijven uit het mkb-segment heeft zijn prijzen verhoogd, hoewel dat de klanten natuurlijk afschrikt.

Een kwart geeft aan de prijzen de komende tijd te zullen verhogen. Daarmee is het aantal bedrijven dat van plan is de prijzen te verhogen het hoogst in ruim 2 jaar tijd.

En nu ze besloten hebben die stap te zetten, dan willen ze het ook goed doen, lees de gestegen inkoopkosten van de afgelopen tijd zoveel mogelijk doorberekenen. In veel gevallen zullen de prijzen namelijk met 10 procent of meer omhoog vliegen!

Winst gaat eraan

Een lange tijd konden de bedrijven het zich veroorloven de prijzen ongewijzigd te laten. Deels omdat ze een klein beetje winst wel konden missen. Maar deels ook omdat de winkels volgestopt waren met voorraden. Die moesten eerst allemaal weg. Nu zijn de opslagplaatsen bijna leeg.

Het kan natuurlijk best zo zijn dat de omzet zo sterk zal dalen bij hogere prijzen dat ze terug zullen komen op dat besluit. Dat is waar de Fed, de Amerikaanse centrale bank, op hoopt. Die is niet bang voor inflatie. De redenering is als volgt: bedrijven kunnen de prijzen wel verhogen, maar door de gestegen olieprijs en die prijsverhogingen zal de koopkracht van de consument dalen. Daarna zullen bedrijven wel gedwongen worden de prijsverhogingen ongedaan te maken.

Plausibel

Dat is een plausibel scenario, op de korte termijn. Voor de centrale bank kan dat gunstig zijn (hoewel ik dit effect, als het al optreedt niet lang zie aanhouden, daarover in een volgende blog meer), voor beleggers, waaronder pensioenfondsen, is dat simpelweg slecht nieuws.

Want als de kosten niet doorberekend kunnen worden aan de consument, dan zal de winstmarge eraan gaan. Dat op zijn beurt kan niet goed zijn voor de aandelenkoersen.

maandag 11 april 2011

Europa helaas niet IMF-donkerblauw

Het laatste World Economic Outlook van het Internationaal Monetair Fonds is uit. De media storten zich daar traditiegetrouw massaal op. Als econoom haal ik de informatie echter liever uit de eerste hand. En dus maar zoals altijd dat rapport erbij gepakt.

Het zijn altijd dingen die je niet in de media ziet en die aandacht trekken. Deze keer was dat een wereldkaart. Meer specifiek, de wereldkaart op pagina 59 van het genoemde rapport.

Blauwtje

Daarop hebben de economen van het IMF met rood die landen aangegeven waar de economie in 2011 en 2012 zal krimpen. Rooskleurige landen kunnen zich opmaken voor een niet zo’n rooskleurig scenario, namelijk economische groei van tussen de 0 en 2 procent.

Vervolgens is er een hele groep lichtblauw gekleurde landen. Daar zal de economische groei naar verwachting tussen de 2 en 4 procent uitkomen. Donkerblauw is op deze kaart de kleur van winnaars: daar dikt de economie met 4 procent of meer aan.

Als Europeaan richten de ogen zich meteen op Europa. Onmiddellijk valt op dat Europa alle vier de kleuren huisvest. Wat ook opvalt is dat de lichtblauw en donkerblauw bij de lijn Venlo – Geneve begint en helaas voor Nederland aan de verkeerde kant licht- of donkerblauw is.

Inhalen

Links van de genoemde lijn is het namelijk één grote roze zee, met in het zuidoosten een dieprood eiland (Portugal). Griekenland heeft overigens dezelfde kleur.

Elders in ‘het Westen’ is de situatie niet veel beter. De Verenigde Staten zijn, ondanks duizenden miljarden dollars die over de economie gegooid zijn, slechts één grote lichtblauwe oppervlakte. Hetzelfde geldt voor Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Japan kleurt zelfs roze.

Het felbegeerde donkerblauw is te vinden in Azië en Latijns Amerika (bijna zonder uitzondering!) maar ook in Afrika.

Dat betekent heel veel dingen. Zo houdt het in dat de landen uit die regio’s ons nog sneller aan het inhalen zijn dan voorheen (hoewel het verschil nog steeds erg groot is, gemeten naar inkomen per hoofd).

Inflatie

In termen van inflatie is de beschreven wereldkaart reden voor alarm.

Zoals ik in mijn boek Het inflatiespook uitvoerig heb beschreven, denk ik dat de inflatie in de wereld dit decennium veel hoger zal zijn dan die in het verleden is geweest maar ook veel hoger dan de geldontwaarding nu is.

En voor een deel heeft dat te maken met het feit dat de economieën van de opkomende landen hard zullen blijven groeien (om in de termen van de genoemde wereldkaart te blijven praten: die landen blijven nog heel lang donkerblauw gekleurd). Dat betekent meer vraag naar grondstoffen, voedsel en water. Tel daarbij de bevolkingstoename die bijna geheel plaats zal vinden buiten het Westen, en het is niet moeilijk in te zien dat de vraag enorm zal toenemen.

Het aanbod daarentegen zal dat niet bij kunnen benen. Waarom? Het inflatiespook bevat een uitgebreide uitleg.

vrijdag 8 april 2011

IMF: vraag en aanbod olie raken uit balans

In de toekomst zal een vat olie veel duurder zijn dan nu. Dat is de mening van veel economen en beleggers. Bij die groep behoor ik ook.

Zoals ik uitvoerig in mijn boek Het inflatiespook beschreven heb, verwacht ik dat niet alleen omdat de economische groei in opkomende landen zoals China en India hoog zal blijven, en daarmee de vraag naar olie almaar zal toenemen, maar ook doordat de voorraden olie niet oneindig zijn. Daarbij geldt dat de olieprijs niet zal stijgen wanneer olie bijna op is, maar veel eerder. Bijvoorbeeld wanneer de productie gepiekt is. Zoals altijd in de economie gaat het altijd om vraag en aanbod. Elke goede economische analyse bevat beide kanten.

Schaarser

Sinds deze week behoort ook het Internationaal Monetair Fonds (IMF) bij de genoemde groep. Het IMF waarschuwde in een rapport dat de wereldeconomie een periode ingekomen is waarin olie schaarser wordt. En wat schaars is, is duur.

De vraag naar olie zal verder stijgen, met name uit de hard groeiende, opkomende economieën. Het aanbod zal dat niet bij kunnen benen. Veel grote olievelden zijn al voor de helft of meer leeggepompt.

Stagflatie

Een hoge olieprijs heeft twee bijzonder vervelende gevolgen: de economische groei komt erdoor onder neerwaartse druk (de consument houdt minder geld over) en de inflatie juist onder opwaartse druk te staan. Een combinatie daarvan, ook bekend als stagflatie, is de ergste nachtmerrie van elke centrale bankier.

Het IMF adviseert meer te investeren in alternatieve energiebronnen. Een leuk en goed advies, maar bedenk wel dat het lang duurt voordat het besluit genomen wordt daarin de oplossing voor het energieprobleem te zoeken.

Vervolgens gaan er jaren overheen voordat het effect voelbaar wordt. En voordat de sector op eigen kracht verder kan, moeten de overheden in de regel voor zijwieltjes zorgen in de vorm van allerlei subsidies. Het probleem is alleen dat de overheden zelf tot over hun nek in schulden zitten.

Een van de volgende gratis maandelijkse nieuwsbrieven zal over dit onderwerp gaan. Wilt u die ontvangen? Registreer dan nu.

donderdag 7 april 2011

Azie en Europa geven het goede voorbeeld

Voor realiteitszin onder centrale bankiers moet je tegenwoordig in Azië en ook de eurozone zijn. De laatste plek waar je moet zoeken is in de Verenigde Staten.

Geld printen alsof er geen morgen is en de economie daarmee overvloeden werkt, dat de grondstoffenprijzen behoorlijk gestegen zijn in de laatste negen maanden heeft niets met het Fed-beleid te maken en de inflatie is laag, want de kerninflatie (dat is de inflatie zonder energie- en voedselprijzen) is laag. O ja, nog zo’n mooie: de stijging van de grondstoffenprijzen is slechts tijdelijk van aard. Dat is wat de Fed ons wil doen geloven.

Mondjesmaat
 
Waarom perst de Amerikaanse economie dan slechts 2,6 procent economische groei uit? Dat is om te beginnen schamel vergeleken met het normale groeitempo na een recessie (veel normaler is 5 procent egroei of meer), en zeker schamel als we bedenken dat de economie op ongekende schaal gestimuleerd was, is en blijft door de Fed en de federale overheid. 
 
Waarom trekt de werkgelegenheid dan slechts mondjesmaat aan? Waarom is de stijging van de grondstoffenprijzen begonnen enkele minuten na de aankondiging van de Fed honderden miljarden dollars erbij te drukken? Dat is geen toeval.

Het is tenenkrommend, luisteren naar Bernanke. Terwijl de feiten voor zich spreken en de ene na de andere internationale instelling en centrale bank aangeeft de stijging van de grondstoffenprijzen en voedselprijzen te zien als langdurig (u heeft het natuurlijk eerder al gelezen in Het Inflatiespook), blijft de Fed dit soort wartaal uit te slaan.

Bernanke & Co
 
Hoewel, de Fed…. Het zijn met name Ben Bernanke, de voorzitter ervan, de vice-voorzitter Janet Yellen (een über-duif overigens) en William Dudley, hoofd van de New York Fed (hij zou toch niet pleiten voor zeer lage rente om zo de banken te helpen?!) die op een andere planeet lijken te vertoeven. Alleen jammer dat die drie de drie meest invloedrijke Fed-bestuurders zijn.

Het was daarom een verademing het laatste rapport van de Aziatische Ontwikkelingsbank (ADB) te lezen onlangs.

De hoge voedsel- en grondstoffenprijzen zullen hoog blijven en wellicht verder stijgen, iets wat de mondiale inflatie aan zal jagen, stond er onder meer te lezen. Ondertussen blijven veel Aziatische economieën hard groeien en moeten de centrale banken in de regio de rentes verder verhogen. Daarnaast moeten de autoriteiten ook andere wapens inzetten in de strijd tegen de stijgende inflatie.

 Protectionisme
 
Dat was de opmaat naar een minder leuk stuk van het rapport. Kapitaalcontroles instellen stond namelijk in de lijst van die andere wapens. Kapitaalcontroles zijn echter niets anders dan protectionisme. En protectionisme heeft de nare gewoonte hetzelfde uit te lokken in andere landen. Nog zorgwekkender is dat het Internationaal Monetair Fonds er ook iets in zit.

Maar dan denk ik, de ADB stelt dat niet zomaar voor, ook die instelling wéét dat kapitaalcontroles slecht zijn. Waarom dan wel daarvoor pleiten? Je komt zo snel terug bij dé schuldige, namelijk de Fed. Het ultraruime monetaire beleid van die centrale bank zorgt voor veel problemen wereldwijd en dwingt veel landen te grijpen naar dit soort maatregelen.

Je kunt het bijna niet helpen je af te vragen: hoe zou de wereld zonder de Fed eruit zien? Velen in de VS menen dat het antwoord ‘veel beter’ luidt.

Boodschappen duurder

Ik weet niet hoe vaak ik op deze blog, in columns of in mijn boek Het Inflatiespook geschreven heb dat wanneer bedrijven aan de achterdeur meer moeten betalen, vroeg of laat de prijzen aan de voordeur, lees de prijzen die de consument betaalt, ook zullen stijgen.

De kostenstijgingen niet doorberekenen is namelijk niet vol te houden, zonder dat de winstgevendheid eraan gaat. Dat de economische groei laag is, doet daar niets aan af. Veel economen stellen namelijk dat de inflatie niet kan stijgen als de economie niet lekker draait. Zoals ik eerder in mijn blog 'Pas op voor economen die 'output gap' roepen' heb geschreven, kan dat argument echt naar het rijk der fabeltjes worden verwezen.

Beleggers die zich aan de genoemde redenering dat lage groei en hoge inflatie niet samen kunnen gaan, vastklampen en hun beleggingsbesluiten daarop baseren, kunnen beter gaan gokken in een casino. De kans op winst is namelijk groter volgens mij.

Hieronder een bericht van de site nu.nl. Het bericht spreekt voor zich.


AMSTERDAM - De prijzen in de supermarkt zijn de afgelopen maanden flink omhoog gegaan. Vooral voor verse artikelen als aardappelen en vlees moesten klanten dieper in de buidel tasten.

In februari stegen die prijzen met tien procent, schrijft De Telegraaf donderdag op basis van onderzoek van GfK.
Ook de prijzen van pasta, koffie en rijst liggen met vijf procent fors hoger dan in januari. Volgens GfK-directeur Joop Holla komt dat mede doordat januari doorgaans een promotiemaand is met veel aanbiedingen.
"Supers durfden toen de prijzen niet te verhogen. Maar ook zonder dat effect kan je zeggen dat er nu sprake is van een trendbreuk. De boodschappen worden echt duurder."
Supermarkten moeten hun prijzen volgens de krant verhogen omdat de inkoopkosten ook steeds hoger worden. Fabrikanten krijgen te maken met hogere grondstofprijzen en berekenen dat door aan de winkels.
© ANP

woensdag 6 april 2011

ECB verhoogt de rente. Helpt dat de inflatie te bestrijden?

Voor het eerst sinds juli 2008 verhoogt de Europese Centrale Bank (ECB) de officiële rente in de eurozone. Dat zal morgen gebeuren, tijdens de maandelijkse vergadering van het bestuur van de ECB (tenzij door een grote storing vliegen, rijden en bellen in Europa onmogelijk wordt en de ECB-besturders niet kunnen vergaderen).

De centrale banken in Zweden, Polen, Groot-Brittannië, India, China, Vietnam, Brazilië, Argentinië, Chili, Thailand, Peru, Indonesië en veel meer andere landen verhogen al enige tijd de rentes (of gaan dat spoedig doen) in hun gevecht tegen de stijgende inflatie. Is dat een reden om te juichen? Ja. Alles wat gericht is op het voorkomen van hoge inflatie is toe te juichen. Is het daarmee een reden om te concluderen dat inflatie geen lang leven is beschoren? Nee, helaas niet.

Doeltreffend?

Wil een centrale bank er echt in slagen de inflatie te verdrijven, dan moet ze ervoor zorgen dat de wat economen de reële rente noemen (verschil tussen de rente van de centrale bank en de inflatie) hoger is dan 0%. Het liefst aanzienlijk hoger, dus laten we zeggen minstens 1%.

Dat is de enige juiste maatstaf om na te gaan of een centrale bank werkelijk de inflatie aan het bestrijden is. Wat zien we dan?

De rente die de ECB bepaalt, bedraagt 1 procent en zal morgen dus opgetrokken zijn naar 1,25 procent. De inflatie in de eurozone bedraagt 2,6 procent. De reële rente is dus –1,35 procent. Niet echt iets waar de inflatie van schrikt.

Goed, een deel van die inflatie is te wijten aan tijdelijke factoren, die moeten we eruit halen. Laten we voor het gemak zeggen dat dat deel 0,9 procent is (een ruime schatting). Ook dan zal de reële rente negatief zijn na de aangekondigde renteverhoging van de ECB (1,25% – 1,7% = -0,45 %).

In Groot-Brittannië is de situatie nog schrijnender. Daar bedraagt de inflatie zo’n 5 procent. De Britse centrale bank houdt de officiële rente sinds begin 2009 op 0,5 procent. Ook die centrale bank zal dit jaar waarschijnlijk de rente verhogen, wellicht zelfs een paar, waarmee de rente eind van het jaar zo’n 1,25 procent kan bedragen. Ook hiervoor geldt dat het effect op de inflatie niet echt denderend zal zijn.

De reële rente zal er namelijk zwaar negatief blijven. Net als in de VS overigens, waar de inflatie zo’n 2 procent bedraagt en de Fed, de Amerikaanse centrale bank, de rente tussen 0 en 0,25 procent houdt.

Winnende hand

Welke rentes zijn nodig om te kunnen zeggen dat de centrale banken aan de winnende hand zijn? In de eurozone hebben we het al gauw over de ECB-rente van 2 á 2,5 procent. In Groot-Brittannië moet er op de teller minstens 4 – 5 procent prijken en in de VS 2,5 tot 3 procent.

Dat is, ervan uitgaande dat de inflatie, voordat de centrale banken zo ver zijn, niet verder is gestegen. Iets wat onwaarschijnlijk is, omdat de inflatie de komende tijd verder zal oplopen. 

Willen is durven

Zullen de centrale banken zo ver willen en durven gaan? De ECB gedraagt zich het meest verantwoord van de grote centrale banken. De Fed zie ik nog heel lang, lees minstens enkele jaren, de rente ver onder de inflatie houden. En zolang dat het geval is, stookt die centrale bank het inflatievuurtje alleen maar verder aan, in plaats van dat te blussen.

Nog interessanter is hoe het met de banken van de groeilocomotieven van de wereld zit, China, India, Brazilië et cetera. Want als zij onvoldoende water op het inflatievuur gooien, blijft de vraag naar grondstoffen en voedsel hard stijgen en zo de inflatie bij ons aanjagen.

Rondje wereld

We maken een snel rondje om de wereld.

China lijkt goede zaken te doen in de oorlog tegen prijsstijgingen. Met een rente van 6,31 procent en inflatie van 5 procent ligt die centrale bank goed op koers. Opgemerkt moet alleen worden dat de inflatie in China in werkelijkheid veel hoger is, zelfs volgens prominente economen en statistici uit dat land.

In India, Zuid-Korea en Thailand, de andere drie grote economieën uit Azië (ex Japan) staan de rentes van de centrale banken, ook na recente verhogingen, nog steeds aanzienlijk onder het inflatiepercentage. Hetzelfde geldt voor bijna alle andere landen waar de centrale banken de rentes aan het verhogen zijn.

Het ziet er dan ook sterk naar uit dat al die renteverhogingen onvoldoende zullen zijn om de inflatie in de wereld uit te bannen.

Inhaalslag

Maar wacht, ze kunnen de komende tijd toch een inhaalslag maken. Ja, de wonderen zijn de wereld nog niet uit, maar ik verwacht het niet.

Het probleem is namelijk dat snelle en flinke renteverhogingen, want daar hebben we het over, ook de economische groei afremmen. De overheden in opkomende landen zijn als de dood voor sociale onrusten, zoals in Noord-Afrika. Verhoog de rente te snel of te veel, dan zal dat tot minder economische groei, lees meer ontslagen, dalende aandelenkoersen, dalende huizenprijzen en minder inkomen bij de bevolking leiden. De bevolking gaat dan vrij snel morren. Van daaruit is het een kleine stap naar demonstraties en onrusten. En dát is iets wat al die landen absoluut niet willen.

Conclusie

Vandaar dat het beleid van de centrale banken in die landen geen beleid is dat gericht is op het voorkomen van hoge inflatie maar een beleid is dat gericht is op voorkomen dat inflatie te hoog wordt. Het subtiele verschil in woorden is in de praktijk echter zeer belangrijk. Het gevolg is namelijk dat de wereld, ondanks alle ingrepen, nog steeds afstevent op jaren van hoge en hier en daar zeer hoge inflatie.

Anders gezegd, de economische groei in opkomende landen blijft zeer hoog, omdat de centrale banken van die landen de rente te weinig verhogen.

En omdat we nou eenmaal in een geglobaliseerde wereld leven, zal ook de inflatie in ons werelddeel verder stijgen. Hoge economische groei in opkomende landen in Azië en Latijns Amerika betekent aanhoudend sterke vraag naar voedsel en grondstoffen, waardoor de prijs ervan in ieder geval hoog zal blijven en de komende jaren verder zal stijgen. Er is geen oliesjeik of een mijnbouwtycoon die van Europa minder dollars voor zijn olie of ijzererts zal vragen omdat het bij ons economisch minder gaat. Hoe de economie er bij ons ook voor staat, wij betalen gewoon de wereldmarktprijs. Geen cent méér maar ook geen cent mínder.

dinsdag 5 april 2011

Schrap de prijsverhoging or else…

Enkele dagen geleden meldde ik op deze blog dat Unilever de prijzen van veel van zijn producten in China in april zou verhogen met 15 procent. Het Brits-Nederlandse bedrijf meldt nu daarvan af te zien.

Zijn de inkoopkosten, de reden voor de aangekondigde prijsverhoging, ineens spectaculair gedaald voor Unilever?

Nee. De reden is dat Unilever een telefoontje heeft gekregen. En niet zomaar een telefoontje, maar van het Chinese agentschap dat allerlei prijzen regelt. Of Unilever de prijsverhogingen zou willen afstellen (grote kans dat dat gesprek beeindigd is met ‘or else…’). Hoewel China zich graag afficheert een markteconomie te zijn, worden veel prijzen nog steeds centraal bepaald.

Centrale bank

Vandaag maakte de centrale bank van China bekend de rente te hebben verhoogd met 0,25 procentpunten naar 6,31 procent. Het is de vierde renteverhoging sinds oktober vorig jaar.

Daarnaast heeft de centrale bank meermaals de banken opgedragen meer geld in kas te houden, dus minder uit te lenen, om de groei van de geldhoeveelheid in toom te houden (te veel geld in omloop leidt vroeg of laat tot stijgende inflatie).

Prijscontroles, verhoging kasreserves bij banken, renteverhogingen, China probeert met allerlei middelen de inflatie, die waarschijnlijk boven de 5 procent ligt, in te dammen.

Schijnoplossingen

Prijscontroles zullen het inflatieprobleem echter niet oplossen. Zij kunnen hooguit de inflatie tijdelijk verhullen.

Als bedrijven te maken hebben met stijgende kosten maar die niet mogen doorberekenen, mag u drie keer raden wat het gevolg zal zijn. Inderdaad, lege schappen na enige tijd. Iets verkopen tegen de toegestane prijs levert namelijk vroeg of laat verlies op, doordat de kosten blijven stijgen.

Het alternatief is spullen op de zwarte markt te verkopen, tegen de op die markt geldende prijs. Die dan wel rekening houdt met vraag, aanbod en kosten. En dus hoger ligt dan de wettelijke prijs.

De centrale banken en de centrale banken alleen kunnen de inflatie terug in het hok krijgen. Hoe? Met renteverhogingen. Abonnees op mijn gratis maandelijkse nieuwsbrief hebben vorige maand uitgebreid kunnen lezen wanneer een centrale bank succesvol kan zijn met renteverhogingen in de strijd tegen de stijgende inflatie. Morgen verschijnt een sterk verkorte versie van die nieuwsbrief op deze blog, voor de niet-abonnees.

Terug naar Unilever. Gaat Unilever zijn shampoo en zeep op de zwarte markt aanbieden? Nee natuurlijk niet, dat doen vooral de lokale winkeliers, die moeten ergens van leven.

Unilever gaat blijkbaar de hogere kosten opvangen door genoegen te nemen met een lagere winstmarge in China. Goed nieuws voor de Chinese consument. Slecht nieuws voor iedereen die aandelen Unilever bezit lijkt me.

maandag 4 april 2011

Bedrijven overal zien kosten rap stijgen

Op deze blog besteed ik regelmatig aandacht aan de inkoopmanagerindex van de NEVI. Hoe zit het met de prijzen die bedrijven in de rest van Europa moeten betalen voor spullen die ze nodig hebben? Zijn de Nederlandse bedrijven een uitzondering in het feit dat de kosten voor ze almaar stijgen?

Dat laatste blijkt niet het geval te zijn. Ook elders in de eurozone zien bedrijven de kosten rap toenemen. Voorbij de oostgrens van de muntunie, in Polen en Tsjechië is de situatie niet beter.

In Tsjechië heeft de index die dat meet de hoogste stand ooit bereikt. In Polen, waar de centrale bank de rente aan het verhogen is in strijd tegen de inflatie, schommelt de genoemde index rond de recordhoogtes.

Aanstaande donderdag vergadert de Europese Centrale Bank (ECB) over de rente. Na de vergadering verschijnt hier een beschouwing van de uitkomsten en een blik naar de komende maanden.

vrijdag 1 april 2011

Nederlandse bedrijven zien kosten hard stijgen

'De hogere grondstofprijzen worden door industriële bedrijven (deels) in de verkoopprijzen doorberekend. Voor de dertiende maand op rij was sprake van verkoopprijsinflatie

Die stijgende verkoopprijzen duiden op het aanwezige vertrouwen in de industrie.  Men durft de stijging van de inkoopprijzen die vooral het gevolg is van hogere grondstofprijzen (staal, andere metalen en olie) blijkbaar af te wentelen op de afnemers.' 

Het bovenstaande is afkomstig uit de maandelijkse inkoopmanagerindex van de NEVI, de Nederlandse Vereniging voor Inkoopmanagement. 

De inkoopprijsindex, die aangeeft wat de prijsontwikkeling is van goederen en diensten die bedrijven zelf inkopen om te kunnen draaien, blijft op een zer hoog niveau liggen, namelijk 84,2 punten.