Onlangs kocht ik een oud boekje bij een kringloop.
"De vrouw in het huisgezin, een boek voor vrouwen en meisjes"
(geschreven en gedrukt rond 1900)
De titel sprak me erg aan, en na even door het boek gebladerd te hebben was ik verkocht :-)
Die ging dus mee naar huis!
Het is een heel praktisch boek. Het begint met het uitzoeken en inrichten van een huis.
En daarna komen alle huishoudelijke dingen aan bod, van het onderhouden en aansturen van dienstmeiden en dienstknechten, tot het ontvangen van visite. Van het bewaren en inmaken van groenten en fruit, tot middeltjes die tegen bepaalde ziekten of aandoeningen helpen.
Het is een heerlijk boek om door te lezen. Niet alleen om dat je er ook veel van leert, maar ook omdat je in gedachten terug gaat naar die tijd, en je tijdens je werk soms hele dagdromen heb :-).
Niet dat toen alles beter was of zou zijn, maar omdat het zo ANDERS was!
Stel je voor dat je in die tijd leefde, dan................. :-)
In het boek staat een gedicht, elke maand een versje.
De bezigheden der huisvrouw voor elke maand
Met Nieuwjaar moet gij niet verzuimen,
En alle schulden op te ruimen,
Die U veel last en zorgen biên.
Want schulden geven grooten druk
Ze niet te hebben is geluk
Hebt gij, wat licht'lijk kan gebeuren,
Van slacht voldoende niet in huis,
Och, huisvrouw, wil daarom niet treuren,
Ham, spek, worst, nagelhout en muis,
Haal, nu 't nog tijd is, alles binnen
Wat gij van voorraad kunt verzinnen.
De Maartsche zon is lentebode,
Zij bleekt de wasch, als sneeuw zoo wit,
Het zomergoed is ras van noode;
Maak dat U alles makk'lijk zit.
Zie elk stuk zeer zorgvuldig na,
Geen enkel torntje U ontga.
Ziet gij het eerste groen ontspruiten
Neem dan uw dubb'le vensters weg,
Jaag alle vuil en stof naar buiten,
Geen zeep of water U ontzeg!
Laat frissche lucht uw huis doorstroomen,
Dit zal U al ten goede komen.
Nu kunt gij 't winterpakje bergen,
Bestrooid met kamfer tegen mot,
Die, na 't vertrek der "strenge heeren",
Op bont en laken is verzot.
Klop duchtig stoel en canapé,
Grodijnen en tapijten meê.
Wenscht gij dat lekk're, malsche groenten
Des winters prijken op uw disch
't Is nu de tijd om in te maken
De erwtjes zijn nu jong en grisch.
Ook wortels, zuring, postelein
Zijn ingemaakt bizonder fijn.
In deze maand kan men genieten
De zomer spreidt haar pracht ten toon;
Nu volop keus van jonge groenten,
Van fruit en bloemen wonderschoon!
. . . . . . Klop nog eens flink uw veêren bed;
Als gij 't hebt in de zon gezet.
Een goede huisvrouw mag niet rusten;
Nu zijn de fijnste groenten daar,
Van marmeladen en geleïen,
Een groote lekkernij, voorwaar;
Likeuren maakt zij, vruchtenwijn,
't Kan vaak voor zieken dienstig zijn.
Nu is alweer de tijd gekomen
Om winterboter op te doen,
En eieren ook, een grooten voorraad,
Want 's winters is 't niet om te doen;
Dan zijn zij duur, zooals wij weten,
En vaak onmisbaar in het eten.
Winterperen, kool en appels,
Boter, vleesch, ja wat niet al,
Komt er nu in onzen kelder,
Dat ons lekker smaken zal.
Dit is hier 's lands wijz', 's lands eer,
Inkoop doet men nu niet meer.
Wanneer de najaarsstormen woeden,
Dan heeft de kuiper afgedaan;
De kachels staan gereed tot stoken
Brandstof is ruimschoots opgedaan,
Wij zitten vroolijk bij den haard,
En zien den Sint reeds op zijn paard.
De korte, donkre winterdagen
Zij vallen ons niet al te lang;
Sint Nik'laas deelde mild zijn gaven,
Voor Kerstmis is men aan den gang.
Tevreden sluiten wij het jaar
Wij hadden 't allen goed voorwaar.
---
Ik hoop dat jullie er net zo van genoten hebben als ik!
Groetjes, Marike